terug
vorige bladzijde


Aan de inhoud van dit gedicht en mijn vraagtekens bij 'Jodenknecht' heb ik uitvoerig aandacht besteed in mijn bevinding over Gelaat der dichters ().

Het ultieme bewijs
Tenslotte komt Kelder bij zijn laatste bewijs en dat wordt door hem als volgt aangekondigd:
“Het uit archief onderzoek verkregen gegeven dat Bruning al in de eerste helft van 1943 in SS-richting zwenkte, biedt mogelijkheden zijn werk uit de latere oorlogsjaren in een breder nationaal-socialistisch kader te plaatsen: dat van auteurs die de SS-mystiek verwoordden.”
Met behulp van de Volledige chronologische bibliografie kan de lezer nagaan in welke geschriften Bruning vanaf de tweede helft van 1943 zo overduidelijk die SS-mystiek heeft kunnen verwoorden. Ik kan er niet zoveel ( om niet te zeggen geen) vinden, en ook Kelder noemt verder geen enkel geschrift van Bruning met uitzondering van één. Hij voert nu het ultieme bewijs voor zijn stelling ten tonele de enige publicatie van Bruning uit 1945, het gedicht “Kome Uw Rijk”. Ook daar heb ik al in "Dichter in oorlogstijd (1945)" () al mijn mening over gegeven. Kelder haalt de strofe aan die begint met “Slecht in des Führers vuren teken...” en eindigt met “..straks héérst het Rijk – gelijk een dageraad”, waarna hij zijn betoog beëindigd met deze alinea:
Dit Rijk is het rijk van het licht en de zon, het stralend wapenschild des Levens. Was de nacht maar vast voorbij, staat er in het gedicht. En met deze publikatie in Storm SS uit februari 1945 maakte Bruning nog eens duidelijk, dat hij aan de kant stond van het zonnerad van de Führer, dat als vitaal symbool onoverwinnelijk zou zijn. Bruning zag de schaduwzijden van de oorlog, maar tot het laatste toe vanuit het perspectief van het Derde Rijk.”
Ook daar heb ik al in "Dichter in oorlogstijd (1945)" () mijn mening over gegeven.

Nabeschouwing
Voorlopig kom ik tot de slotsom dat Kelder de titel van zijn betoog goed heeft gekozen. Bruning zoals ik die meen te kennen uit zijn werken en het nationaal-socialisme zoals Kelder dat bedoelt, zijn twee verschillende zaken. En van alle in het betoog aangevoerde bewijzen voor de stelling van Kelder, heb ik, als ik ze dan al niet definitief naar de kelder gejaagd heb, dan toch tenminste de twijfelachtigheid van hun bewijskracht aangetoond. Blijft dus over dat Bruning vrijwel de gehele oorlogstijd lid is geweest van de NSB en het laatste jaar, toen het, zoals iemand anders dat eens formuleerde, al geen zin meer had begunstigend lid van de Germaanse SS.volgende bladzijde























terug
volgende bladzijde



aangemaakt: 07-10-2011 Copyright © 2011 by
Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 13-11-2011