terug naar menu
Een hol vat en indoctrinatie


“niet weten of wat mij leidt mij misleidt”

“elk ontdekken is ook een toedekken”

Henri Bruning

INHOUD
Denken over uittreden uit het lichaam
Onvoorstelbare mogelijke werkelijkheden
Meningen van anderen
De eigen overtuiging uitdragen
Daarbij voorzichtigheid betrachten
Indoctrinatie
Twee persoonlijke voorbeelden van indoctrinatie
Het vertolken van andermans gedachtegoed
Geïndoctrineerd worden en zelf indoctrineren
Zaklopen
Tot slot: een hol vat


Denken over uittreden uit het lichaam
Toch is het een interessant probleem in de column “Denken over uittreding is gehamer op een ton” in Trouw van 22/3/’14 aan de orde werd gesteld. Daarmee doel ik weliswaar niet alléén op de vraag of het denken over uittreden uit het lichaam op de een of andere manier te vergelijken zou zijn met het musiceren van iemand die met een hamer op een ton slaat.

Om te beginnen wil ik mijn visie op de aangesneden problematiek duidelijk stellen.
Een bijna-dood ervaring kunnen alleen mensen gehad hebben, die bijna dood zijn geweest, dus eerst dood en net op tijd gereanimeerd. Een in het laboratorium opgeroepen bijna-doodervaring, waarbij dus iemand absoluut niet bijna-dood is geweest, is dus niet zo’n ervaring, hoeveel die lab-ervaring misschien ook lijkt op een werkelijke bijna-dood ervaring.
Over de door mij bedoelde ervaringen kunnen dus alleen mensen spreken die werkelijk bijna-dood zijn geweest.
Ik verwacht niet dat er vrijwilligers te vinden zullen zijn die aan een werkelijke bijna-dood experiment willen meewerken. En dus zullen we het moeten doen met alle voorgekomen ervaringen bij werkelijk bijna-dood zijn. Of zo’n ervaring te vergelijken is met een echte droom-ervaring durf ik niet te zeggen. Kennelijk kunnen het zo ingrijpende ervaringen zijn dat iemands leven, voor zijn of haar gevoel, er volkomen door op zijn kop wordt gezet. Iets wat ik bij mijn eigen dromen nooit heb meegemaakt. Het zijn dus ervaringen van een totaal andere kwaliteit dan ik gewend ben. Normaal kunnen wij niet uittreden, maar in een bijna dood-situatie kunnen mensen kennelijk wel die ervaring beleefd hebben. Het betreft dus een ervaring, het hoeft niet werkelijk gebeurd te zijn. Maar de ervaring is dermate levendig, dat hij als realiteit is ervaren. En in dié realiteit zijn dus kennelijk zaken mogelijk geweest die daarna, in het werkelijke leven weer onmogelijk zijn. Ondertussen hebben deze mensen, wel deze ervaringen gehad. De kans is zeer groot dat een dergelijke ervaring door een “weten”schapper volledig ontkend wordt, omdat de ervaren gebeurtenis in werkelijkheid onmogelijk lijkt.

Onvoorstelbare mogelijke werkelijkheden
In verband met dat mogelijke uittreden uit het lichaam en andere wetenschappelijk onverklaarbare en onvoorstelbare zaken zou ik willen verwijzen naar Platland *), een verhaal dat zich afspeelt in een twee dimensionale wereld, waarbij de inwoners van Platland zich absoluut niets kunnen voorstellen bij verschijnselen die zich in hun twee dimensionale wereld voordoen, als er een object uit de driedimensionale wereld in hun tweedimensionale wereld verschijnt (een bol door een plat vlak). Dit verhaal (en daarvan vooral dit aspect) hoorde ik op de middelbare school en is mij sindsdien bijgebleven.
Aangezien ik bij mijn wiskunde studie geconfronteerd werd met het begrip n-dimensionale ruimte, waarbij n net zo goed 2 of 3 maar even goed 4, 5 of 6 of nog hoger kan zijn, sta ik niet direct afwijzend tegenover de mogelijkheid, dat onze leefwereld best eens onderdeel zou kunnen zijn, van een omvattende wereld waar wij met onze aardse mogelijkheden (beperkingen) (nog) geen idee van hebben.

Meningen van anderen
Maar zeker zo interessant is ook de bewering aan het eind van de column: “Dit is geen persoonlijke mening, mijn probleem is eerder dat ik persoonlijk niet zo veel te menen heb over deze onderwerpen, omdat anderen hier zo veel hoger vliegen dan ik.”
Eerder had de columnist beweerd: ”Ik kan Wittgenstein of Plato of Descartes wel over het voetlicht brengen. Maar op hun niveau heb ik zelf niets toe te voegen.”

De laatste opmerking getuigt van bescheidenheid. Maar om te kunnen beoordelen of genoemde hoogvliegers niet met een hamer op een ton hebben geslagen, zal men deze personen toch tenminste op hun niveau moeten hebben kunnen volgen of anders gezegd, zal men toch minstens even hoog gevlogen moeten hebben. Eventueel, bij gebrek aan eigen vliegvermogen, afgaan op de beweringen van andere vliegers, in de meeste gevallen ook laagvliegers, helpt, in ieder geval mij, absoluut niet. Zelfs niet als het zeer véle laagvliegers betreft.

De eigen overtuiging uitdragen
Om het persoonlijk te houden: uiteindelijk zal ik mijn eigen overtuiging zelf moeten kunnen verdedigen. Mij verschuilen achter meningen van anderen helpt niet, en daarom spreekt mij een instelling van voortdurend “niet weten of wat mij leidt mij misleidt” mij bijzonder aan, zowel met betrekking tot de overtuigingen van anderen, maar niet minder ten aanzien van mijn eigen overtuigingen. Zo’n gezonde twijfel zou er zo maar toe kunnen leiden dat iemand naast het plezier beleven aan (het stunten van) hoogvliegers ook zomaar zou kunnen ontdekken hoeveel plezier het met “twee voeten in een juten zak op de grond rondspringen” op kan leveren, maar dat moet je dan wel eerst durven, en niet bang zijn om door anderen voor kinderlijk of gek verklaard te worden.

Daarbij voorzichtigheid betrachten
Een instelling van durend “niet weten of wat mij leidt mij misleidt”, maakt je ook iets voorzichtiger in het overdragen van de eigen overtuiging aan anderen, omdat die eigen overtuiging ook een, zij het onbedoelde, misleiding van die anderen zou kunnen zijn. En als het dan al geen misleiding is draagt het toch tenminste het gevaar in zich van: “Elk ontdekken is ook een toedekken”. Elk nieuw inzicht (een ontdekking) brengt met zich mee dat oudere inzichten - door het nieuwe inzicht misschien minder belangrijk geworden, maar daarom mogelijk niet minder waar - in de vergetelheid raken (toegedekt worden).

Indoctrinatie
Voor mij speelt in dit verband nog een ander fenomeen een rol, nl. het fenomeen van de indoctrinatie, of wat negatiever benoemd de hersenspoeling. Om twee bekende voorbeelden van indoctrinatie op het politieke vlak te noemen: de culturele revolutie tengevolge van het rode boekje van Mao en de tranen van de Noord-Koreanen bij het overlijden van hun grote leider.
Van de indoctrinatie op religieus gebied kan ook iedereen voorbeelden noemen. Voor de ongelovige is elke religie een voorbeeld van indoctrinatie, en elke gelovige kent wel een voorbeeld van indoctrinatie uit een ander geloof. Nu was ik geneigd te denken, dat mijn kritische instelling mij ongevoelig voor indoctrinatie zou maken, maar daar heb ik toch steeds meer zo mijn twijfels over. En deze twijfels heb ik dan niet alleen met betrekking tot mij zelf, maar ook met betrekking tot vele van mijn (intelligente) medemensen. Misschien is het wel een menselijke trekje om gemakkelijk geïndoctrineerd te kunnen worden. Het gevoelig zijn voor indoctrinatie is de ene zijde van het probleem, het indoctrineren zelf is de andere kant van het probleem.

Twee persoonlijke voorbeelden van indoctrinatie
Zelf ben ik tenminste tweemaal slachtoffer geweest van indoctrinatie. Op religieus gebied voelde ik mij ontzettend bedonderd toen ik tot de ontdekking kwam hoe het ontstaan van het Christendom heeft plaatsgevonden. En hoe, in de eerste tijd van het Christendom, maar ook later, mogelijke “ketterijen” zijn bestreden (met boekvernietiging etc.) en er uiteindelijk maar één visie mocht worden overgeleverd. Dankzij o.a. de ontdekking van het Thomasevangelie hebben we nu het bewijs dat er ook hele andere mogelijkheden in het vroege Christendom aanwezig waren, maar die zijn systematisch onderdrukt.

Op politiek gebied heb ik lange tijd gemeend dat het fascisme en nationaal-socialisme totaal verwerpelijke ideologieën waren, omdat een (groot?) aantal aanhangers misdadig waren geweest. Studie van de geschriften van mijn vader hebben mij geleerd dat zíjn nationaal-socialistische opvattingen niets landverraderlijks behelsden, en tevens geen spoor van een, moorddadig of een deportaties voorstaand, antisemitisme opleverden. Tijdens deze studie leerde ik tevens dat er op een zeer indoctrinaire wijze over mijn vader is geschreven, het leerde mij tevens dat de geschiedschrijving over fascisme en nationaal-socialisme vaak weinig wetenschappelijk verantwoord plaatsvindt en vaak nog regelmatig een indoctrinair karakter heeft (alle aanhangers van nationaal-socialisme/fascisme waren tenminste verblind en zo ze niet zelf dader waren dan waren zij toch tenminste medeverantwoordelijk voor de holocaust). Als gevolg van deze indoctrinatie heb ik zeer vele jaren het schrijverschap van mijn vader, tegenover buitenstaanders, niet of nauwelijks durven noemen. Ik durfde al helemaal niet trots te zijn op zijn geschriften, ook niet op zijn niet-politieke geschriften.

Het vertolken van andermans gedachtegoed
Men zou mij, met mijn Subjectieve Bevindingen met betrekking tot Henri Bruning, kunnen betitelen als een biograaf van Henri Bruning op het gebied van diens politieke gedachten. In mijn Subjectieve Bevindingen heb ik aangegeven, wat ik meen begrepen te hebben van Henri Bruning. In eerste instantie probeerde ik dat in mijn eigen woorden weer te geven. Maar ik ben daar, voor de essentiële gedeelten al heel snel van afgestapt, omdat ik betwijfelde of mijn woorden wel recht deden aan wat HB wilde beweren. Dus op de kritieke plaatsen laat ik hem nu zelf aan het woord.
Een dergelijke aanpak mis ik vaak node in veel boeken over schrijvende persoonlijkheden, als b.v. “Wittgenstein of Plato of Descartes”.

Geïndoctrineerd worden en zelf indoctrineren
Dat grote massa’s mensen zich hebben laten indoctrineren beschouw ik als een reden tot zorg. Ik geloof namelijk niet dat dié mensen wezenlijk anders zijn of waren, dan wij die ons zelf zien als volslagen ongevoelig voor dat soort platvloerse indoctrinatie. Ook geloof ik dat wij even gemakkelijk en overtuigd indoctrineren als die anderen, die grote massa’s mensen met, volgens ons, zulke overduidelijke onzin hebben geïndoctrineerd.
Om beide redenen, het leiden en het misleiden, is een immer kritische houding zeer wenselijk, zo niet noodzakelijk.

Ik ben geneigd te zeggen dat er in de wetenschappelijke wereld misschien wel evenveel geïndoctrineerd wordt als in de religieuze en de politieke wereld. Alleen al het geloof in de wetenschap, in de almacht en de onfeilbaarheid van de wetenschap in het bijzonder, doen niet onder voor het geloof in een religie. De oneliner “Wij zijn ons brein” is voor mij een voorbeeld van indoctrinatie ondanks alle wetenschappelijke bewijzen waarmede dat schijnbaar onderbouwd wordt. Veel wetenschappelijke zekerheden berusten in feite op een theorie, vaak zeer aannemelijk, maar toch alleen maar een theorie.
(b.v. Het ontstaan van de Grand Canyon als gevolg van het uitslijten door een rivier. Als ik de breedte van de canyon bovenaan zie moet de canyon eerst door een wel heel brede rivier zijn uitgesleten, of zie ik dat verkeerd? En waar is die zeer brede rivier dan nu gebleven? Waarom zou de canyon niet ontstaan zijn door het scheuren van de aarde ter plekke toen de aardkorst daar omhoog geduwd werd en heeft het water vervolgens alleen maar weer, zoals altijd, de laagste weg gevolgd?!).
Zo is het ontstaan van het heelal (de oerknal gevolgd door de evolutie) nog steeds een theorie, hoeveel wetenschappelijke “bewijzen” die theorie ook lijken te onderbouwen.
Het aan de man brengen van een theorie als een vaststaand feit noem ik een vorm van indoctrinatie.

Zaklopen
Laten we hopen dat onze menselijke samenleving over tweeduizend jaar nog bestaat. De dan levende wetenschappers (b.v. op het gebied van ons brein en op het gebied van het ontstaan van het heelal) zouden dan zomaar tot het volgende oordeel over het niveau van onze huidige wetenschap kunnen komen: ‘Rond het jaar tweeduizend was de toenmalige wetenschapsbeoefening echt te vergelijken met het “rondspringen met twee voeten in een juten zak”.’

Met “beide voeten in een juten zak rondspringen” vind ik overigens een treffend beeld voor mijn leven op deze aarde te midden van de Westerse mensheid. Hierbij staan beide voeten voor mij met mijn brein (de, mij geschonken, aardse mogelijkheden en beperkingen) en de juten zak staat voor de beperkingen opgelegd door de cultuur van onze Westerse wereld ondanks alles wat die in de loop der eeuwen heeft bereikt.

Tot slot: een hol vat
Waarschijnlijk klinkt mijn hele stukje alleen maar als een hol vat waarop iemand met een hamer een roffel sloeg.
Hoe het ook zij: dit vat moest zich, onder die roffel, gecomponeerd en op schrift gesteld door een vertolker van Wittgenstein, Plato, Hume, Kant of Descartes, toch even laten horen.

Eindhoven, 02-04-2014, 28-02-2015
Theo Bruning

*) Edwin Abbott: Flatland, a romance of many dimensions,1884


















aangemaakt: 22-03-2014 laatste aanpassing: 28-02-2015