lijst van werken
vorige bladzijde


vorige bladzijde staal. 1) – Anderen, die eveneens over zulk een aangeboren vehemente wil tot innerlijke zuiverheid beschikten en over een met hun natuur gegeven dispositie om het gekende goede ook te zijn doch Christus niet ontmoetten (ik bedoel figuren als Boeddha), konden, doordat hun geest en wil niet werden gericht door het Voorbeeld dat Christus is, in velerlei aberraties verstrikt blijven (maar nog in die aberraties getuigen zij van hun innerlijke adel en grootheid).
    Betekent dit alles, dat deze gedrevenen geen vrijheid bezitten, en geen verdienstelijkheid daarom? Ik geloof inderdaad dat zij – evenals wij allen trouwens, zij ’t om andere redenen en op een ander, lager plan – voor 98 % ònvrij en zonder verdiensten zijn geweest, dat zij letterlijk de voort-gedrevenen, de voort-gesleurden zijn geweest die zijzelf zich voelden: mensen die alles hadden ontvangen zonder verdiensten hunnerzijds. Die bekentenis was niet enkel nederigheid, een uitspraak van het besef dat God de mens oneindig meer genaden schenkt dan hij ooit verdienen kan; zij was ook en niet minder de bevestiging in feite van een natuurlijke realiteit: de met hun natuur gegeven daimoon der zuiverheid en de met hun natuur gegeven dispositie om aan al de eisen van die daimoon te voldoen.
    Met deze onvrijheid worden de heiligen niet ontluisterd. Ook de schoonheid van Rembrandts werk wordt niet ontluisterd of minder aangrijpend door de wetenschap dat gans dit oeuvre een produkt is geweest van een unieke, hem geschonken begaafdheid enz., die hij alleen maar heeft kunnen zijn, en niet: niet zijn. Bovendien: aan hun perfectie, die niet de onze is of kan zijn, en waardoor zij als het ware een opnieuw levende Christus werden (wat men stellig niet wordt wegens zijn verdienste), herkennen wij zoveel dat ons behulpzaam kan zijn bij het realiseren van ònze, met ònze natuur gegeven mogelijkheden; en wel omdat zij zoveel woorden hebben gesproken en zoveel handelen zijn geweest met een puurheid en helderheid, die hun ganse existentie tot een onderricht maakt in Christus. Ontluisterd? – Voorts herkent men aan de heilige iets van de mens zoals God hem oorspronkelijk geschapen heeft (ook toen toch: zonder verdienste zijnerzijds!), iets van al die prachtige vermogens en mogelijkheden waar- volgende bladzijde

1

Wat zij geworden zijn, zijn zij dus tevens door Christus geworden. Daardoor – dit ter geruststelling! – houdt alles wat zij zijn, doen en worden ook op, enkel natuur te zijn, zoals ook de plant door het zonlicht ophoudt enkel haar eigen gegevenheid te zijn. Een plant wordt wel krachtens haar wezen wat zij wordt, omdat haar wezen een zelfwerkzaamheid is die op niets anders gericht is dan het zichzelf als plant realiseren; alles wat zij als plant is en bezit, is en bezit zij als middel of werktuig tot dat doel. Omdat zij aanleg is tot volkomen plant worden, kan zij het zonlicht ontvangen en ontvangt zij het. Maar het zonlicht ontvangend, wordt haar gehele plantaardige leven tevens: in plantenleven omgezet zonlicht en zonneleven – en tegelijk is zij elk ogenblik toch niet meer dan zich voltooiend plantenleven. Dit laatste is, zou men kunnen zeggen, de nederigheid van de zon ten aanzien van de plant. En van een zelfde nederigheid kan men spreken bij God ten aanzien van de mens. Ik moge hier herinneren aan de uitspraak van Nicolaas van Cusa: ’de mens is God op de wijze van de mens’.


234





















volgende bladzijde



aangemaakt: 27-10-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 27-04-2011