lijst van werken
vorige bladzijde


vorige bladzijde wordt deelachtig aan de scheppende kracht bij uitnemendheid: de deernis. – Het feit dat zijn handelen geen Eindgebeuren beïnvloedt, desactiveert hem niet; niet daardoor wordt de strijd tegen het kwaad een onverschillige aangelegenheid. Integendeel, hij is (bleef en blijft) er met de meest reële en vitale aandriften van zijn menszijn bij betrokken: een uit het eigen leven voortgekomen, een met het diepste van het eigen leven onverbrekelijk verbonden wil.
     Maar, zo merkt men op, het goed-zijn van de mens is dan toch in ieder geval zonder nut met betrekking tot het einddoel der schepping; het einddoel realiseert zich immers door alles, ook zonder onze goedheid en met onze boosheid; en wat men ook doet, het realiseert zich geen moment vroeger of later dan van alle eeuwigheid is vastgesteld. – Maar waarom toch moet men bij zijn daden altijd een antwoord bij de hand hebben met betrekking tot hun nut, in dit geval: nut ten aanzien van een buiten mijn bestaan liggend doel bovendien!? Waarom zoekt men de ’redelijk-heid’ van het handelen, de rechtvaardiging ervan en de aansporing ertoe in het nut van het handelen? Is Rembrandt (of willekeurig welke kunstenaar) tot zijn scheppingen gedreven, omdat hij geloofde in het nut ervan? Of ondernam Thomas de titanische arbeid van zijn Summa omdat hij er een even machtig effect van verwachtte? (zijn bedoeling was maar zeer bescheiden, – zeer nederig). En Franciscus...? Vond hij langer dan enkele jeugdjaren lang zijn bezieling in die schone ’grote droom’ die hij had toen hij nog knaap was? En nadien... hij, die zijn ogen blind schreide? En als wijzelf ons reëel durven bezinnen op het zichtbare nut van ons leven, is er dan iets óntmoedigenders dan juist die kant van ons bestaan? Hebben we niet veeleer het gevoelen dan, in een grondeloos mysterie te verzinken? Maar afgezien daarvan. Heilig of niet heilig, de mens heeft maar één ding ’in handen’: het zaad der waarheid dat hij bezit, of juister: zijn waarheidsdeel. Maar zodra hij dit uitstrooit, toevertrouwt aan de aarde, d.i. aan het leven, heeft hij niets meer in handen, omdat hij niets in handen heeft van de ontvangende grond: die grond zelfs niet kan kennen. Hij vertrouwt het zaad nl. altijd toe aan het mysterie van de menselijke ziel. Dit betekent tevens, dat alles, wat hij bij haar zichtbaar bereikt, niet-bereiken kan zijn en wat niet-bereiken schijnt bereiken is. – Wij wanen ons vaak zo nuttig omdat we, als we ’iets’ bereiken, reeds in de zekerheid kunnen leven dat we ’alles’ hebben bereikt; terwijl we, zelfs als we alles hadden bereikt dat in één mensenleven te bereiken is (Franciscus), hoogstens zouden kunnen geloven dat we ’iets’ (een bijna-niets) hebben bereikt. Wij echter moeten geloven in ons nut. Alsof Christus nooit nadrukkelijk gesproken had van ’nutteloze dienstknechten’: ’ook als ge alles hebt gedaan, weet dan dat ge nutteloze dienstknechten zijt.’
     Als ik het bovenstaande overweeg, en daarnaast overweeg dat de geschiedenis der mensheid de weg is waarlangs het goddelijk plan zich realiseert, de weg is die ééns de komst en thàns de wederkomst van Christus voorbereidt, onverschillig of ik goedheid ben dan wel boosheid, dan moet ik wel concluderen dat dit alles een aanwijzing is dat we het goede, ons volgende bladzijde

121





















volgende bladzijde



aangemaakt: 27-10-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 26-04-2011