lijst van werken
vorige bladzijde


Uit: Dagboekbladen van
een Nutteloze



                        vorige bladzijde 17. ALLES wat God geschapen heeft, is geschapen naar Gods beeld en gelijkenis, – aangezien God niets kan scheppen dat niet naar Zijn beeld en gelijkenis is. Dat geldt dus niet alleen met betrekking tot de mens, maar dat geldt eveneens voor het bladje van een boom, voor een zonsondergang etcetera. Ik neem dat onvoorwaardelijk aan, maar ten eerste: waarin bestaat in concreto dat beeld en die gelijkenis? Dat beelden gelijkenis-zijn is in concreto niet zo vlot aanwijsbaar, niet bij het bladje, maar evenmin bij de mens. Een ten tweede: wat weet men, als men datgene kent wat beeld is, van degene van wie dat beeld beeld en gelijkenis is. En ten derde: als ik datgene bemin wat beeld en gelijkenis is omdat het beeld en gelijkenis is, bemin ik dan daarmede Degene naar Wie beeld en gelijkenis zijn?
   Maar waarin bestaat nu, met betrekking tot God, dat beeld- en gelijkeniszijn van de mens?
   Hierin, dat de mens vrij is? Is God wel vrij? Het volmaakte kan slechts op één wijze en in één gedaante volmaakt zijn. En zal ’s mensen volmaaktheid eenmaal niet zijn dat hij al zijn vrijheid verloren heeft, dat hij nog maar één ding kan willen en onveranderlijk en op één wijze willen: één zijn met zijn Grond en Oorsprong?
   Of hierin, dat ik ken en schouw, zij ’t oneindig onvolmaakt, zo als God kent en schouwt? Maar juist mijn wijze van kennen is geheel het tegendeel van Gods wijze van kennen en schouwen; daardoor toch ben ik mens: die twee-eenheid van ziel en lichaam.
   Of hierin, dat zoals Gods wezen onkenbaar blijft voor mij, ook mijn wezen wezenlijk onkenbaar blijft voor mijn medemens?
   Of hierin, dat zoals God rust is, ook ik ergens rust ben en stilte en onaangeraakt?
   Of hierin, dat zoals God niet kenbaar is in Zijn werken, ik in mijn werken evenmin kenbaar ben?
   Of hierin, dat zoals God nooit buiten Zichzelf treedt, ook ik nooit buiten mijzelf treed?
   Of hierin, dat zoals God uit Zichzelf leeft, ook het leven dat geschapen werd, werd geschapen als uit zichzelf levende zelfstandigheid?
   Maar goed, laat de mens in dit alles en meer naar Gods beeld en gelijkenis zijn, wat weet ik dan met dit alles van God. Ik kan met Nicolaas van Cusa zeggen dat de mens God is op de wijze van de mens, maar met betrekking tot God kan ik niets denken of zeggen dan ’op de wijze van de mens’, dan God ont-goddelijkend en in feite maak ik God volgende bladzijde

241





















volgende bladzijde



aangemaakt: 24-04-2011 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 02-08-2013