lijst van werken
vorige bladzijde


57

    vorige bladzijde Na vier jaar overmijmerde hij die avenden wat er zou zijn onder die daken, onder die grote donkere daken waarover de slagen galmden, waarboven die toren stond als een grote koning: liefde, vrijheid, warmte, ’n man, ’n vrouw, ’n lamp die brandde; bemijmerde hij tot wáár je die slagen kon horen. In een donkere bioskoopzaal: het licht op het filmdoek veert open: er is een landschap zichtbaar: het verdwijnt weer: duisternis: het licht veert opnieuw open: ’n nieuw landschap is zichtbaar. Achter Dolf’s gesloten oogleden ging de aarde open, o, de aarde, de goede, wijde, milde aarde, die hem ééns, ééns als een moeder zou ontvangen en omkoesteren.
    En waarom weet nu niemand van mijn verlangen, niemand van al die gelukkige mensen daar onder die daken. En vréémd: dat ook niemand weet dat ik hier lig: hier in dit huis, op dèze verdieping, in dèze stad – dat hier dat verlangen geleden wordt. – En dáár ligt Amsterdam, en daar Leeuwarden, en daar Maastricht, en overal, overal zijn steden, en overal mensen – en nergens is er ìemand die aan mij denkt, die weet dat ik er bèn, en dat ik hìer ben, hìer met dit verlangen. Dan voelde hij de aarde en alle wereld-delen om zich heen; en opeens – als een ballon die de lucht indreef – herinnerde hij zich de aarde een planeet die door de ruimte zwierf. – – Hij schrok, trok de dekens over zich toe: ’t was idioot om aan zulke dingen te denken: wie dàcht daar nu aan.
    : Na vier jaar was alles muur geworden.
    Waren niets dan kale, witte muren gebleven.
    Muren als grafzerken.
    Muren die alle rechthoekig en bits in elkaar sneden.
    Muren die de zeulende regelmaat der dagen onverbiddelik omsloten. Langzaam, nauwgezet, skrupuleus kropen de dagen de een de ander na, de een de ander na: langzaam, geduldig: als de platen van een draaiorgelmuziek: uit het donker schuiven ze langzaam in ’t licht, vouwen langzaam en vallen langzaam dicht, vouwen en vallen langzaam dicht, vouwen en vallen langzaam dicht. En tussen muren kaatst een vals en vergeefs muziekje en bezwijkt ergens tot stilte.
    Een lange, lange reeks brancards: iedere brancard borg een dode, een zwaar-gewonde, ’n verminkte: zó een trimester dagen.
    Na vier jaar kwelde hem een dag (en toen vele dagen): als een ander je eens droomde, als je eens niet wèrkelik leefde.
    Toen was Eichendorf zijn vriend geworden. Maar de uren na wandelingen (nee, nee, hij kon niet meer tegen zich-zelf vechten: dan overàl dat harde: òm je en dan ook ìn je) wanneer op zijn lippen en in zijn kleren nog de zoete geuren der winden en der aarde nestelden (o! de dromende glooiingen der avend-heuvelen) school hij weg: ’t kollege- volgende bladzijde






















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 02-08-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 06-10-2010