lijst van werken
vorige bladzijde


349

     ’t is niet te begrijpen.
    Opeens, van morgen, is hij aangesteld als bewaker van dit huisje : de eigenaar moest plotseling voor enige tijd op reis en was, uit ’t huisje, recht op hem toegekomen. Hij wou zeggen dat ie ’t niet kon, niet dorst – maar de ander had hem stilzwijgend meegenomen. – Hoe vreemd : opeens heeft iemand zijn liefste bezit aan hem, Charlie, toevertrouwd : opeens heeft iemand vertrouwen in hem. Het maakt hem ernstig en heel nadenkend. Hoe vreemd: plotseling zo heel alleen te mogen zijn tussen al die lieve dingen en er verantwoordelikheid voor te mogen dragen.
    Charlie mijmert :
    Behoedzaam en geluidloos sluipt hij naderbij ; voorzichtig als een wat roestige sabel trekt hij zijn rottinkje en opeens, als splinterde hij onversplinterbare ribben uit elkaar, houwt hij er in meedogenloze begeestering op in.
    Hij komt tot zich zelf. Het zweet parelt op zijn voorhoofd. Hij lacht. Kom, hij zal er wel voor zorgen dat de baas tevreden over hem is als hij terugkomt. Waarna Charlie weer zal moeten vèrdergaan.

    Maar ja ! – – Maar ja ! – –

(Wordt vervolgd).

H. BRUNING.








































lijst van werken
volgende bladzijde



aangemaakt: 02-08-2010 Copyright © 2011 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-04-2011