Slotbeschouwing


In NRC Handelsblad van 27 mei 1989 publiceerde Stan van Houcke het artikel ‘Een advocaat tussen de heidenen. Gesprek met Abel Herzberg’. Daarin citeerde hij uitspraken uit een interview dat hij met Herzberg in 1988 heeft gehad.
Het artikel vond mijn vrouw onlangs terug tussen haar knipsels. Een jaar na genoemd interview, in 1989, ben ik met een artikel in NRC-Handelsblad begonnen met mijn langdurige poging begrip te kweken voor het feit dat mijn vader, Henri Bruning, als collaborateur geenszins zijn land heeft willen verraden en, zoal een antisemiet, dan toch een antisemiet van een onvoorstelbaar andere aard is geweest dan men zich daarbij pleegt voor te stellen. Nu ben ik meer dan twintig jaren verder en denk ik deze poging voltooid te hebben. Mijn op bronnen en argumenten gebaseerde visie op mijn vader heb ik onlangs voor de vierde keer, maar nu op de dvd “N.S.B.-collaboratie?”, in de openbaarheid gebracht en iemand als prof.dr. J.C.H. Blom heeft deze serieus genoeg geoordeeld om er tenslotte, zij het exclusief voor mij, een twee bladzijden lang, maar wel slechts vluchtig commentaar op te geven. Als dit voor anderen de aanleiding zou zijn, ook hun mening erover kenbaar te maken, dan zou kunnen blijken of mijn visie zoals weergegeven op de dvd, stand houdt en of mijn doel bereikt is.
Mocht dat het geval zijn, dan kunnen de aangehaalde uitspraken van Herzberg als criteria gebruikt worden om tot een oordeel te komen over de collaborateur Henri Bruning.

Tijdens dat vraaggesprek in 1988 heeft Abel Herzberg onder andere de volgende uitspraken gedaan (vet RB):
‘Hitler heeft merkwaardigerwijze de joden complimenten gemaakt, die hem prosemitisch doen lijken. Zoals: “Das Gewissen ist eine jüdische Empfindung”. Dat is een leugen, iedereen heeft een geweten, maar hij kon dat geweten niet verdragen. Ja, das Gewissen ist eine jüdische Empfindung, dus dat moet je laten verdwijnen, dat moet je onderdrukken. Als je de meeste mensen dat maar wijsmaakt, dan doen ze dat, gedeeltelijk nog tegen hun zin ook, maar ze doen het. Een echte nazi gaat er bovendien prat op dat hij sterker is dan zijn geweten, dat hij daar macht over heeft. Het onderdrukken van het geweten, daar moeten we verschrikkelijk voor oppassen.’

‘Ik herinner me bijvoorbeeld een Scharführer. De eerste dag dat we aan het werk gingen in het kamp, werden we begeleid door een Scharführer met een hond. De Scharführer zei tegen ons: “Ihr braucht gar kein Angst zu haben. 75 Prozent unserer Leute ist gut”. Begrijp je? Maar die 25 procent die overbleef, daar heb ik het over. Dat waren vijanden. ( ) Het is niet waar dat alle Duitsers slecht waren. Dat is niet zo. ( ) De nazi’s verheerlijkten de wreedheid, maar niet iedereen deed daaraan mee. Ik heb meegemaakt dat een gevangene op z’n bek werd geslagen, het bloed liep hem uit z’n mond. Maar er stond een Scharführer bij die zei “Tsjonge, tsjonge, tsjonge, das ist doch auch ein Mensch. Ich hab’ noch niemand jemals geschlagen.” Een nazi! Een Scharführer! Heb ik zelf horen zeggen “das ist doch auch ein Mensch.”
De gewone, normale mensen konden niet in opstand komen. En natuurlijk waren er velen die gebiologeerd werden door de macht. Ik geloof zelfs dat er een soort van ‘Hass-liebe’ bestaan heeft, zoals de Duitsers dat noemden, van de joden tegenover hun onderdrukker. Dat geldt voor de mensen in de Joodse Raden bijvoorbeeld. En dan was er natuurlijk ook de kwestie ‘kan ik mezelf redden?’( ) Zelf was ik vijftiger. We waren getrouwd, we hadden drie kinderen. Ik was aan de legaliteit gewend. De mentaliteit was dat je deed wat er van bovenaf gezegd werd. Dat kun je toch niet veranderen van de ene dag op de andere. Zelfs de tegenstanders van de Joodse Raden hebben geen verzet gepleegd, dat konden ze helemaal niet. Het is niet alleen een joodse zaak, de Duitse communisten zijn ook niet in opstand gekomen noch de Duitse Sozial-demokratie, noch de christenen. Er was toch ook niemand die hielp! Je legde je erbij neer, je kunt niet anders. Bovendien: de meeste mensen zijn van nature gewoon lafaards. Hoeveel zijn er niet verraden? Ja, altijd het geweten tegenover de gewetenlozen.

Aan de hand van deze uitspraken en van de gegevens die voorkomen in de tekst van “N.S.B.-collaboratie” kan er met betrekking tot Henri Bruning geconstateerd worden:
  1. Hij heeft zich ontworsteld aan de mentaliteit dat je deed wat er van bovenaf gezegd werd en heeft zich niet aan de officiële legaliteit gehouden, ofschoon ook hij daar in het dagelijkse leven natuurlijk aan gewend zal zijn geweest. Weloverwogen is hij van de ene dag op de andere, meteen met het begin van de bezetting, gaan handelen in strijd met de officiële legaliteit.
  2. Hij is niet in opstand gekomen, maar hij is wel verzet gaan plegen: verzet onder het mom van collaboratie. Daardoor heeft iemand als Herzberg dat ook niet kunnen opmerken, anders had hij geweten dat er wel zijn geweest die hielpen, omdat zij meenden wèl iets te kunnen doen in het belang van de Joden en die dat ook meteen hebben trachten te doen.
  3. Mijn manuscript over Bruning heeft als titel: Henri Bruning / over grootheid en tragiek / en geweten. Deze titel dient gelezen te worden als: ‘Bruning die heeft geschreven over grootheid en tragiek, namelijk in zijn beschouwing ‘Het joodse drama’, waarin hij de grootheid en de tragiek van het joodse volk uitvoerig heeft toegelicht; en een eveneens belangrijk, herhaalde keren door hem aan de orde gesteld en in zijn ogen allerbelangrijkst thema is ‘het geweten’ geweest. Daarom heb ik dat woord ook in die titel opgenomen. Voor het tribunaal was dit het eerste thema dat hij tegenover zijn rechters heeft willen aansnijden (ware hij niet van het houden van zijn verweer afgebracht door het onverwachte karakter van het optreden van een van de getuigen): het vertegenwoordigde de diepste grond waaruit zijn handelen aan het begin van de oorlog is voortgekomen en die daarmee dat handelen in diepste grond verklaart:
    “Een literair criticus, met wien ik nooit meer op goeden voet kwam nadat ik hem eens - ik zei haast: als kleine jongen - ietwat opvlie­gend bejegende, en die mij sedertdien vrijwel negeerde (door noch veel goeds, noch veel kwaads over mij te zeggen), kon toch niet nalaten mijn verant­woordelijkheids­gevoel, en den ernst daarvan, als een voor mij karakteristieke eigenschap naar voren te brengen. Ik mag dus wel aannemen dat dit signalement klopt, en dit te méér, waar een soortgelijk oordeel ook ná de oorlog meer dan eens in openlijk geschrift door politieke tegenstanders werd uitgesproken. Gepaard gaande met een diepe onrust over een samenleving, die kenmerken vertoonde van verwildering en verwording, ontwikkelde dit verant­woor­delijkheids­gevoel zich tot sociaal bewustzijn. Of anders gezegd: tot een socialen wil. Iets wat te minder bevreemding wekt als men weet, dat een katholieke opvoeding het geweten niet alleen veront­rust maar ook ver­diept, ja, ook wel over­gevoelig maakt, en als men weet dat het gewe­ten niet alleen tot bezinning maar ook tot han­delen activeert.”.

    Combinatie van deze verschillende aspecten leidt tot een oordeel over Bruning dat iemand als Abel Herzberg misschien zeer verrast en zijn mening op bepaalde punten veranderd zou hebben.
    Raymund Bruning
    25 november 2010

aangemaakt: 27-11-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning
laatste aanpassing: 27-11-2010