oordeel van prof.dr. H.W. von der Dunk over Henri Bruning

“Weer gaan er stemmen op die Bruning willen zien als een idealist die het beste met het Nederlandse volk en zijn literatuur voor had. Dat hij daarbij voor het nationaal-socialisme koos, valt, volgens de aanhangers van deze visie, natuurlijk niet goed te praten, maar moet worden gezien als een poging de barbaarsheid van die ideologie van binnen uit te bestrijden. ( ) Oppergeschiedschrijver van Nederland in oorlogstijd, L. de Jong, is een van degenen die deze mening verkondigen.” ( ) Dit soort collaboratie op één lijn geplaatst met het verzet: heeft het 'goed-fout'-paradigma met Venema als laatste, karakteristieke representant afgedaan? Een stukje oorlogsverleden zou dan kunnen worden herschreven. ”
R. Bruning NRC Handelsblad "Venema, vrij voor de keeper, schiet huizenhoog over" 8 september 1990
citaat uit Robbert Bodegraven "De collaboratie van Henri Bruning De Groene Amsterdammer 2 mei 1990


Gelselaar, 1 mei 2011
Zeer geachte professor Von der Dunk,
Bijgaand treft U een copie aan van een ingezonden brief, die ik heden naar zes dagbladen heb opgezonden. Het onderwerp zal U in mijn geval niet onbekend voorkomen. De mogelijkheid dat U dit stuk daarom misschien een dezer dagen zult tegenkomen, is voor mij de reden U hiervan in kennis te stellen, omdat ik er uw oordeel over Henri Bruning in heb verwerkt, zoals U mij jaren geleden reeds heeft toegestaan.
Tot nu toe heb ik van dit oordeel van U in mijn teksten betreffende mijn vader geen gebruik gemaakt, omdat het niet met evenzoveel woorden bevestigt, dat mijn vader zich meteen in het begin van de oorlog zeer welbewust en zeer doordacht ten gunste van de Joden heeft ingezet. Dat was natuurlijk het oordeel, dat ik ook steeds van professor Blom hoopte te ontvangen en die mij volgens U ook eigenlijk zijn oordeel niet had mogen onthouden. Wat niet wegneemt, dat U zonder omwegen stelt, dat hij ten onrechte getaboeiseerd is, waarmee U hem en zijn werk naar mijn idee in feite als ten onrechte als “fout” aangemerkt heeft gekenschetst.
Misschien herinnert U zich nog, dat ik U een dvd, “NSB-collaboratie?” met mijn verhaal over mijn vader heb toegezonden en dat U mij heeft laten weten, deze niet aan de praat te hebben kunnen krijgen. Mocht U er nog in geïnteresseerd zijn, dan vindt U de tekst daarvan op de website http://home.claranet.nl/users/tbruning/.
Mocht U daar ook in geïnteresseerd zijn, dan is er ook nog de website www.HenriBruning.nl, het werk van mijn broer Theo, waarop U een mooi overzicht van de werken van Henri Bruning aantreft, met van een flink aantal ook de complete tekst.
Een exemplaar van de brief van Lou Ten Bosch, waaruit ik in mijn ingezonden brief citeer, heb ik ter kennisneming bijgevoegd.
U nog altijd zeer erkentelijk voor uw oordeel over mijn vader en voor de wijze waarop U mij steeds per brief te woord heeft gestaan,
Met vriendelijke groet en hoogachting,
w.g. Raymund Bruning

Het antwoord van Von der Dunk van 4 mei 2011:

Zeer geachte heer Bruning,
Ik ben benieuwd of ik uw ingezonden brief in de kranten nog tegenkom, zelf lees ik dagelijks alleen de NRC en de Volkskrant. Dankzij uw brief heb ik nu eindelijk op internet uw artikel 'NSB-Collaboratie?' kunnen lezen. Ik weet niet goed wat u van mij verwacht. Het is een goed gedocumenteerd betoog dat een heldere interessante inkijk biedt in de interne tegenstellingen en worstelingen binnen dat hele zo gemengde gezelschap dat in de oorlog hoe dan ook de zijde van nazi-Duitsland koos, en uiteraard speciaal wat uw vader aangaat. Een gezelschap dat in de hitte van de bezetting en de eindeloze traumatische emotionele nasleep in de publiciteit gemakshalve over één kam werd geschoren. "Verzet als collaboratie gecamoufleerd" kwalificeert u de houding van uw vader. De moeilijkheid blijft dat zowel 'verzet' als 'collaboratie' ruime begrippen zijn die veel gradaties omvatten en we komen er in ons oordeel achteraf nooit helemaal uit waar het één in het ander, net als geel in groen, overloopt (de befaamde "burgemeester in bezettingstijd"!).Een kardinaal criterium binnen die ruime scala blijft wél of dat verzet op grond van zijn aard en strekking met persoonlijk levensgevaar was verbonden. Liep je kans daarbij te worden ontslagen, in de remise te worden geparkeerd of tegen de muur te worden gezet? een klein verschil! Voor mij is al lang duidelijk dat uw vader tot die brede geestelijke, ook Europese stroming behoorde, die vanuit een intense en begrijpelijke frustratie over de vastgeroeste verkokerde en starre staatkundige verhoudingen, over heel de "Entzauberung" van de wereld ( om met Max Weber te spreken), naar een grote religieuze en nationale vernieuwing streefde en daarbij uitging van voorstellingen over volk en ras, die na de katastrofe en de Holocaust even eenzijdig en gemakkelijk in de publiciteit werden veroordeeld als ze voordien werden geaccepteerd en zelfs "in de lucht" hingen, tot de tijdgeest behoorden, en ook honorabel konden zijn. In fascisme en nationaal socialisme zagen velen, zeker aanvankelijk, een mogelijke bondgenoot of wegbereider voor die vernieuwing. In de politieke praktijk moest je nu eenmaal kiezen en prioriteiten stellen en achteraf hebben we dan makkelijk praten over verkeerde keuzes en misleid idealisme en dat men beter had kunnen weten! Om daarbij, zoals bij uw vader van een medeverantwoordelijkheid voor de Holocaust te spreken is uiteraard volstrekt idioot. Ik weet ook niet of die beschuldiging wel zo kras een Loe de Jong, Victor van Vriesland, Theun de Vries en tutti quanti in de mond kan worden gelegd. De gaskamers konden slechts weinigen zich in 1940 voorstellen. Wat u van uw vader citeert over de joden kan uiteraard verwarring stichten en zijn idee van een sterk rechts front, in de hoop de Duitse jodenvervolging zo buiten de deur te houden maar tegelijk de joden om tactische redenen niet tot Nederlanders te rekenen, blijft een merkwaardige halsbrekende strategie en moeilijk na te voltrekken.
Dat allemaal doet niet af aan het feit dat zijn behandeling en de negatieve beeldvorming een weinig fraai staaltje van Nederlands bekrompenheid en kinderlijk onvermogen zijn achteraf afstand te nemen van persoonlijke haatdragende gevoelens. Ook nu bij de heibel rond Rost van Tonningen jr. blijkt dat onvermogen. Wanneer historici in al deze zaken t.a.v. deze problematiek en ook van uw vader niet thuis geven is dat de bekende morele lafheid. Gelukkig is er wel een kentering en de discriminatie en ellende van nakomelingen is geen taboe meer.
Met vriendelijke groeten

                    w.g. H.W. von der Dunk



In mijn brief van 23 mei 2011 verzocht ik Von der Dunk of ik zijn voorgaande brief op het internet mocht plaatsen. Hij liet mij in zijn brief van 2 juni 2011 weten daarvoor eerst kennis te willen nemen van de context, waarin zijn brief zou worden geplaatst. In mijn brief van 5 juni schreef ik hem waar deze context op het internet te vinden is. Zijn volgende en tot op heden laatste brief van 8 juni 2011 luidde:

Geachte heer Bruning,
Dankzij uw laatste informatie heb ik op internet beter kennis kunnen nemen van de lange en soms verhitte discussie over uw vader. Mijn oordeel over hem, zoals ik dat in mijn eerste brief uitdrukte, is niet veranderd. Om nu in te gaan op alle ins en outs en details van de uitgebreide en verhitte polemiek vergt meer van mijn tijd dan ik momenteel hieraan kan besteden zoals u zich hopelijk kunt voorstellen. Dat het daarentegen voor u als zoon een soort levensopdracht is om uw vader te rehabiliteren begrijp ik ten volle. Maar mijn boven genoemde oordeel betekent nog niet dat ik daarbij alle verwijten aan het adres van uw opponenten overneem. De Jongs moraliserende zwart-wit-norm is nooit de mijne geweest en ze is inmiddels ook gedateerd, maar een krasse beschuldiging als schandelijke geschiedvervalsing jegens hem en veel anderen, waar het om interpretatie- en oordeelskwesties gaat, doet de zaak geen goed. Dergelijke kwesties zijn inherent aan geschiedschrijving, tijdsbepaald en legitiem, voorzover niet bewust feiten verdraaid of verzwegen worden. Wat het antisemitisme van uw vader aangaat kan men uit zijn diverse uitlatingen ook diverse slotconclusies trekken en veel onttrekt zich in laatste instantie aan keiharde bewijzen pro of contra. Als men hier van verzet kan spreken, ik schreef het u al, is het een verzet van binnen uit, dat toch een paar lichtjaren verwijderd ligt van het principiële verzet van buiten tegen nazisme, antisemitisme, racisme, en een moorddadig systeem dat per definitie levensgevaarlijk was. Mijn eerdere bewering "dat historici niet thuis geven" kan ik hierbij ook niet staande houden. Ik ken uw contacten met Barnouw of Schwegmann tenslotte niet die aan hun "slotwoord" vooraf gingen, en Blom heeft in elk geval uitvoerig gereageerd. Dat u dat allemaal niet bevredigt is natuurlijk een ander vers. Dat alles is, ik herhaal, geen excuus voor de botte wijze waarop Nederland in zijn behoefte aan afrekening - compensatie voor eigen tekort en weinig heldhaftig gedrag - na de oorlog met figuren als Henri Bruning is omgegaan en vooral met de kinderen van NSBers en daarmee een nieuwe generatie van onschuldige slachtoffers heeft geschapen. Dat op dit punt recht wordt gedaan is hoog aan de tijd.
Ik heb er geen bezwaar tegen dat u mijn brief van 4 mei op de site van uw broer zet mits ook deze aanvullende brief volledig wordt opgenomen om mijn reactie niet in een scheef licht te plaatsen. Dat is verder aan u. Zo ziet u "één wordt twéé" (of géén).
Met vriendelijke groeten
                    w.g. H.W. von der Dunk



voor de tekst van NSB-collaboratie hier klikken

om naar de home-page terug te keren hier klikken

Raymund Bruning
17 juni 2011

aangemaakt: 18-06-2011 Copyright © 2011 by
R. Bruning
laatste aanpassing: 20-06-2011