conclusies bij voorbaat

 

De argumenten vind ik belangrijker dan de conclusies. Bij een goede argumentatie kan de lezer zelf de conclusie trekken. Bij een goed opgebouwd betoog neemt hij de conclusies als vanzelfsprekend tot zich. Hun eventuele opzienbarende karakter valt dan weinig op, omdat ze in het verlengde liggen van de voorafgaande redenering. De argumenten die tot de conclusies geleid hebben, worden echter meestal al gauw vergeten. De conclusies zijn immers het hapklare resultaat waar het de meesten om te doen is.

Maar in plaats van me aan mijn normale opbouw te houden – via een logisch samenhangende reeks argumenten tot de conclusie komen -, begin ik in dit geval toch meteen met het noemen van de belangrijkste conclusies. De lezer kan vervolgens aan de hand van mijn vijf hier gepubliceerde artikelen en de daarin vervatte argumentatie nagaan, of hij tegen mijn argumenten, en daarmee tegen mijn conclusies, iets in te brengen heeft. Die conclusies staan hier dan alvast als uitspraken waar men niet omheen kan, die men niet kan negeren en waarvan men niet kan zeggen: daar hebben we niet van geweten.

 

      1. Lieden als Henri Bruning, Ernst Voorhoeve en Ernest Michel hebben zich in november 1940 bij de NSB aangesloten en aldus voor de collaboratie besloten o.a. om de volgende, voor hen zeer belangrijke reden: zij wilden de joden in Nederland het leed besparen, dat hen van dan af en met name bij een Duitse overwinning te wachten zou kunnen staan. Dat wilden zij gedurende heel de toen onafzienbare periode dat de Duitsers na die door hen verwachte overwinning in Nederland de eigenlijke machthebbers zouden zijn. Bruning heeft daar op drie manieren met alle wensbare duidelijkheid blijk van gegeven.

      2. Het was niet minder een belangrijke doelstelling van Musserts politiek jegens de bezetter.

      3. Onder de schijn van collaboratie hebben zij de bedoeling gehad o.a. op dit punt de nazi's tegen te werken en hebben zij consekwent dienovereenkomstig gehandeld. De gronden waarop een Bru­ning in 1947, en velen met hem, door het tribunaal is veroordeeld, zijn daarom het tegendeel van wat de werkelijkheid is geweest. Die gronden luidden: “Overwegende, dat de beschuldigde door het bewezen verklaarde geacht moet worden zich desbewust te hebben gedragen in strijd met de belangen van het Nederlandsche volk en desbewust afbreuk te hebben gedaan aan het verzet tegen den vijand en diens handlangers”.

      4. Met betrekking tot datgene waaraan de collaborateurs, met name Mussert met zijn NSB - en mijn vader in het bijzonder - sedert 1954 (Victor van Vriesland) schuldig zijn verklaard, een beschuldiging in vergelijking waarmee de vorige beschuldigingen te vergeten zijn, te weten aan medeplichtigheid aan en aansprakelijkheid voor de holocaust, hebben zij dus het absolute tegendeel nagestreefd van wat hun voor de voeten is geworpen: instemming met en medewerking aan de nazistische verdelgingspolitiek jegens de joden..

      5. De ten onrechte beschuldigden en hun nakomelingen is ten onrechte groot leed aangedaan.

 

Mocht mijn bewijsvoering niet te weerleggen zijn, dan laat ik de conclusies uit deze conclusies graag aan anderen over. Dan beschouw ik als mijn conclusie, dat ik in dezen gedaan heb wat ik te doen had en dat ik nu wat anders kan gaan doen. Ik heb, meer naar de geest dan naar de letter, de neiging afscheid te nemen met de woorden waarmee Henri Bruning indertijd afscheid nam van zijn rechters van de Centrale Ereraad:


“Ik heb de eer de Rechters die mijn Richters zijn geweest met de hen verschuldigde eerbied te groeten.”

31 oktober 2003  Raymund Bruning