(Terug naar: Inleiding)

(Terug naar: Teksten)

Amsterdam, 16 October 1931

Zeer Geachte Heer Brüning,

Veroorloof mij, u hierbij eenige dingen te zeggen over (de dichtbundel RB) "Het Verbond", in verband met uw geheele persoonlijkheid. Ik heb nog pas van Bloem e.a. over u gelezen, maar ik vond ze al zeldzaam oppervlakkig doordringen in uw kunstenaarschap. Ook ik geef nu slechts enkele indrukken. Want in mijn groot Epos "Het volk God's", waarvan nu juist het eerste deel verschenen is, kom ik grondig op alle literatuur-figuren terug; ook uit den Katholieken kring.

Ik vind uw persoonlijkheid (verwonderlijk wel), tegelijk zeer gecompliceerd en zeer eenvoudig. Natuurlijk ook uw werk. Soms een onthutsende primitiviteit van uitdrukkingsmiddelen, van vormgeving, en dan weer een verfijnde metaphoriek, die al het stuipachtige van het primordiale eerste opheft. Gij hebt evenveel van een Rimbaud in u... "Jadis, si je me souviens bien, ma vie était un festin où s'ouvraient tous les coeurs, où tous les vins coulaient.", het demonische, als van Franciscus de edelste teederheid...

"een later uur angstig zichzelve naadrend,"

In "Franciscus' tocht" vind ik alles van deze twee elementen in uw wezen, verdekt en wrekersachtig toornend. Zoo prachtig openbaart zich dit in:

"Toen moest, o klagelijke Dood.
iedere vreugd wel diepe weedom worden,".

Ik geloof, dat ge bij de jongste literatoren niet moogt rekenen op onmiddellijke ontvankelijkheid. Gij staat te ver bóven, en te veel achter hen. Gij brengt in uw werk een gemeenschaps-bewustzijn van zeer hooge orde, dat door vele kletsers en najankers wel gauw zal worden bezien als zeer nooddruftig individualisme. (curs. RB)
Uw lyriek is stigmatisch; ze bloedt uit geheime innerlijke wonden. Als ik mij met iets in u verwant gevoel, dan is het in onze religiositeit, ook al zijt gij Katholiek en ik, van oorsprong, Spaansche Jood.
In uw werk is een schijnbaar-rustige golfslag; maar een die den storm aankondigt of dezen met een breidelloozen machtswil terugdringt.

Hoe heb ik meegeleefd met "De nacht", waarin zoo een stille, beheerschte droefenis zingt, maar die o, zoo woedend schreit en steunt bijwijle. Er is een heerlijke verworpenheid in uw stem, de verworpenheid van een té krachtigen, te heroïschen geest; de heilige verworpenheid van een Saul, die ook de sprankelende jeugd van een David in zich koestert. U zwerft voor het Hollandsche volk te lang in een paradijs-tuin.

Hoor den regel:

" ............Zijn ogen branden
en zijn tong verschrompelt droog; hij strompelt, tast en vallend,
verschroeit een woeste zon dit teder en aanhanklik vlees
dat een steeds verder zingen weerloos moest behoren,
een altijd dieper, onvertrooster,
dwazer eenzaamheid........."

Dit is inderdaad een eenzaamheidsgevoel.
Wat mij allereerst treft in uw werk, is uw zelfstandigheidsdrang.
Er zijn wel dingen in, die onmiddellijk een zeker verzet veroorzaken; soms een eigenaardige afsnoering en beperking in uw geest, die zeer vreemd aandoen, wijl ze ontspringen aan een zoo universeel voeler en peinzer. Maar als men dieper in dit element van uw wezen doordringt, beseft men toch ook weer dat het geen beperking is, doch meer een snijdende toespitsing van uw saamgeronnen ontroering, die een geestelijke verbreeding weigert ten koste van een zieleverdieping.

Uw uitingsvorm is even modern als... klassiek; een soortgelijk stijlcomplex als van Gorter.

Voor mij zijt gij een der belangrijkste verschijningen van het jong=Katholieke schrijversschap.

Uw eerlijkheid zal voor velen een marteling blijken en ook uw groote gaven, voor uzelve. (curs. RB)

Veroorloof mij, hier te eindigen. Ik leef in zeer moeilijke maatschappelijke omstandigheden, die mij op het oogenblik geheel beheerschen; d.w.z. niet mijn geest noch mijn scheppingsdrift, maar mijn tijd en mijn stemming.

Ik zend u hierbij, volgens afspraak, het eerste deel van mijn nieuw Epos. Ik geef hierin alles wat ik bezit. Afzonderlijke critieken schrijf ik niet meer. Ik zal over alles mij uitspreken in mijn Epos.

U zult mij ten zeerste verplichten, wanneer u mij even, met een enkel woord wilt melden, dat mijn boek in uw bezit gekomen is. Want ik weet niets akeligers dan onzekerheid daaromtrent.

Met de meest bizondere hoogachting,
Uw
(w.g.) Is. Querido

Rijnstraat 54, boven.



(Terug naar: Teksten)

(Terug naar: Inleiding)