Terug naar autobiografische teksten











     Het slotwoord van mijn eigen oorlogsverleden was dat korte gedicht over de ondergang van het Rijk, het groot-duitse rijk waarover ook ik wel gedacht had d.w.z. met een onverdeeld Dietsland als een weliswaar niet volstrekt onafhankelijke, maar wel zelfstandige Staat - op de wijze die Tito met betrekking tot de Sovjet Unie voor zijn land had opgeëist en is blijven verdedigen, en wat Joris van Severen, als hij was blijven leven, eveneens onverzettelijk zou zijn blijven verdedigen. - Maar dat "groot-duitse rijk" ging ten onder a) door de machten van buiten af: het buiten-europese Amerika en het euraziatische Rusland van Stalin en het stalinisme nadat eerst het "thuisfront", de voornaamste duitse steden waren vernietigd en ook daardoor het duitse leger was gedemoraliseerd; b) door de vijanden van binnen, het verraad onder ons, die stomme troep die geweigerd had (met het oog op de toekomst) één sterk weerbaar front op te bouwen, maar inplaats daarvan overwegend in de weer was geweest (ook "met het oog op de toekomst"!) zich van de beste baantjes te verzekeren: dát "front", zoals ik al eerder had gezegd, van vechten met of om "koeien en stront"; c) door de onmacht van de bezetter hier zowel als elders een aannemelijke of aanvaardbare bezetterspolitiek te voeren: de bezetter handelde overwegend als overwinnaar en alsof men reeds "eigenaar" van ons land was (en dat met de nodige arrogantie); en toen d) bekend werd welke plannen de duitsers aangaande de toekomst van Nederland in petto hadden, betekende dat niet minder dan regelrecht verraad aan ons volk. - Aan déze grieven gaf ik lucht in wat het slotwoord van mijn eigen oorlogsverleden is geworden; niet ronduit, niet expliciet, dat was toen nog niet mogelijk, maar ik wilde het toch gezegd hebben - voor de verstaanders - als mijn slotwoord. 42klik voor noten


11
























volgende bladzijde

laatste aanpassing: 16-08-2008 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
aangemaakt: 05-06-2010