Terug naar menu autobiografische teksten
naar vorige pagina


Henri Bruning over een autobiografie:
"Ik heb niet uit te maken wie en wat ik geweest ben".


Inhoud
Inleiding
Mijn leven
Eigen redenen voor het Verdinaso
Over biografieën en autobiografieën
Een redelijk iemand
Gedichtje
Aantekeningen voor een andere brief
Natuurnoodzakelijk vanzelfsprekende consequentie
Vraagtekens
Geen heldendaden
Eigen opvatting over zijn autobiografie
Niet enig verlangen naar "re-ha-bi-li-ta-tie"
Niet enkel schoften en landverraders
Er resten hem nog weinig overtuigingen
Het is allemaal niét gebeurd in dat sfeertje
De essentie
Einde samenwerking
Nawoord

Inleiding
Een terugblik op het politieke leven van Henri Bruning zou onvolledig zijn als ik dat zou beëindigen met zijn arrestatie, omdat zijn keuzes tijdens de oorlog grote gevolgen hebben gehad voor het daaropvolgende deel van zijn leven.

Er was een ogenblik sprake van de mogelijkheid van een autobiografie, maar na de eerste kontakten heeft de uitgever niets meer van zich laten horen. Naar de mening van Bruning is deze uitgever even hard teruggeschrokken voor de consequenties als Bakker, die Brunings Guido Gezelle de Andere heeft durven uitgeven en Bruning ook ruimte had gegeven voor zijn "Een ander spoor...?". Guido Gezelle de Andere lag wel heel snel bij De Slegte.

De laatste paragraaf handelt over Brunings belangrijkste bron van karige inkomsten na de oorlog. Kennelijk zag men er geen bezwaar in om hem vertaalwerk te laten doen, waaronder zelfs Het Oponthoud van Primo Levi.

De navolgende fragmenten uit brieven en aantekeningen zijn overgenomen uit Raymund Brunings Henri Bruning, over grootheid en tragiek en geweten, Hoofdstuk III (blz. 293 – 304). Dit is ook mijn enige geraadpleegde bron. Enige gedeelten uit deze bladzijden had ik al in vorige paragrafen verwerkt.

Mijn leven
Bruning was door een uitgever benaderd over een autobiografie. Bruning voorzag, indachtig zijn ervaringen met Bakker problemen en wilde teleurstellingen voorkomen. Daarom wilde Bruning de uitgever van het een en ander op de hoogte stellen.

Allereerst verwoordde hij zijn idee over een autobiografie:
Als ik een autobiografie zou schrijven, zou ik het hebben over mijn leven en de reactie op het tijdsgebeuren die ik zelf ben geweest, of moest worden.

Eigen redenen voor het Verdinaso
Bruning had al vanaf zeer jonge leeftijd een intensief kontakt gehad met pater van Sante. Vandaar de volgende opmerking.

Als ik niet toevallig de naam van p. v. Sante had zien staan en toen De Valks oordeel over hem wilde weten, was het hele artikel ongelezen en mijn brief ongeschreven gebleven. Nu zag ik me genoodzaakt tot een weerwoord. Dat ik U dat weerwoord toezond, was, opdat U reeds enigszins mijn kijk op enkele dingen van destijds zou kennen en ook, of vooral, stuurde ik het U i.v.m. "Mit Gott und den Faschisten", waarop U een toespeling had gemaakt. Want welke beweegredenen of politieke oogmerken het Vaticaan mag hebben gehad om met het fascisme te pacteren, wij hadden onze éigen redenen om de zijde van het "fascisme" te kiezen, dezelfde die ook niét-katholieken hadden. (ik zeg "fascisme", ik bedoel Verdinaso: "so" = solidariteit = socialisme = socialisme via klassenvrede = corporaties.) Evenmin als deze laatsten, de niet-katholieken, hebben katholieken zich bij het Verdinaso aangesloten ómdat het Vaticaan het italiaanse fascisme zo hogelijk waardeerde. Bovendien stond, even buiten het rijke roomse leven (en daar stonden reeds toen vele katholieken ver buiten), het Vaticaan nu niet bepaald hóóg aangeschreven (maar dat is een brokje roomse historie dat in de rooms-progressieve vergeethoek moest raken).

Over biografieën en autobiografieën
Het boek van Deschner heb ik intussen ontvangen. Ik las er nog maar enkele bladzijden van, - tijdsgebrek, en ook omdat ik al spoedig, door een opmerking van D., genoodzaakt was er Borgese op na te slaan, welk naslaan herlezen werd, althans gedeeltelijk, want ook dat moest ik halverwege afbreken. Ik kan niet zeggen dat mijn waardering voor Borgese is toegenomen. Zijn tegenstanders (of vijanden) zijn al totaal afgemaakt en weggehoond nog voor ze [een] woord gezegd hebben. Dat schijnt de doem van alle politieke strijdschriften, van welke kant en over welk politiek conflict, waar ter wereld ook. Ook bladerde ik nog wat in Hamiltons The appeal of fascism en in Le romantisme fasciste van Paul Sérant. Hoe anders is dat allemaal, maar ook: wat is dat "andere" meer dan weer een ander facet van bepaalde persoonlijkheden, - gezien via iemand die die persoonlijkheid niet ís. Eigenlijk zou je al die persoonlijkheden, voor zover het kunstenaars zijn, hun eigen biografie moeten laten schrijven, zijnde de enigen die zelf zichzelf hebben meegemaakt. Maar dan weet je misschien nòg minder, - verzeild rakend bij een grabbelton van Wahrheit und Dichtung.
In de laatste zin signaleerde hij nog een klein probleempje dat kleeft aan een (elke?) autobiografie.

Tot slot schreef Bruning uitvoerig over idealisme en Auschwitz ()

Een redelijk iemand
Op 16 mei 1974 schreef hij aan een vriend:
Van de man die me een auto-biografie wilde laten schrijven, heb ik geen stom woord meer gehoord. Ik hoopte zijn plotseling zwijgen, dat nu 3½ maand heeft geduurd, nog te kunnen verbreken door met een klein gedichtje op zijn stilzwijgen te reageren, maar ook dat heeft niet gebaat. Ook hij is door een nachtelijk donker verzwolgen. Ik treur niet om die autobiografie, maar ik dacht eindelijk iemand gevonden te hebben met wie je op een redelijke manier over het verleden kon spreken. Maar ook hij doet blijkbaar in z'n broek. Zal ik eens een gebedje opzenden naar Mgr Bekkers? Maar als hij niet antwoordt, ben ik meteen in 't ongelijk gesteld. Ach gutteke, nergens heul en heil. Want hij antwoordt natúurlijk niét.
Mogelijk was er onder vier ogen wel "op een redelijke manier over het verleden" met de uitgever te spreken, maar om als uitgever "op een redelijke manier" achter een biografie van Bruning te gaan staan was kennelijk een brug - zeg maar gerust vele bruggen - te ver.

Gedichtje
Zijn gevoelens naar aanleiding van het hele gebeuren bracht hij in het volgende gedichtje onder woorden, waarmee hij tevens een andere (luchtige?) kant van zijn dichterschap liet zien:

Nijmegen mei 1974

mijn rosje kwam van zo verre,
van zo vér, zo vér, naar me toe,
zo vrij, zo heerlijk steigrend,
als het ware geen hindernis weigrend, -
en ineens speelde het kiekeboe;
ineens was er weer de leegte
van een zee zonder overkant,
van het lege strand en zijn lege,
zinledige achterland.
hoe bestaat 't. hoe kan dat? hoe?

mijn rosje, waar bestu bleven,
mijn edele rossinant,
nauw had ik 'n handje geheven
of 't werd weer de vert' ingedreven,
ach zeg me waarheen, en waartoe.

schrok het omdat ook ik léefde,
en leefde op eigen hand,
of moet ik het voorgeschreven
beeld van mijzelve leven
dat door anderen is samengekramd.

mijn rosje, waar bestu bleven

Place Mal Vert


Aantekeningen voor een andere brief
Raymund Bruning had nog aantekeningen gevonden voor een brief, die een uitvoerige toelichting vormen op bovenstaand gedichtje:
Bij anderen heeft hun plotseling intredend zwijgen mij nooit geinteresseerd, laat staan gekwetst; als je één keer zo iets hebt meegemaakt, ben je voorgoed geinformeerd. Maar U heb ik nooit tot die anderen gerekend. Niet om wat U mij over mij en mijn pennevruchtjes schreef en me aanmoedigde een autobiografie te schrijven, maar om de vrijmoedige en onafhankelijke toon van de stukjes die ik wel eens van U las. Ik werd pas iets meer ongerust toen U me schreef over het jaar uwer geboorte. De onrustjes voordien hoopte ik kwijt te raken door U in mijn brieven op enkele punten mijn mening te schrijven; ik wilde namelijk niet de kans lopen pas ná het voltooien van de autobiografie van U te horen: "nee, dat kan ik toch niet voor mijn rekening nemen!" Dat zou U dan niet gezegd hebben, omdat gebleken zou zijn dat ik nog steeds het fascisme aanhang (het tegendeel zou dan zijn gebleken), maar eenvoudig omdat ík niet heb uit te maken, het mij in het wereldje van vandaag niet is toegestaan uit te maken wie en wat ik geweest ben, maar anderen en aan die hebt ook U zich te houden.

Ik vrees dat, wat Bruning hier verwoord heeft, nog steeds geldt, dus ook voor ons, zijn zonen. Bruning vervolgde:

Dat zou U precies zo duidelijk zijn gemaakt als dat destijds Bakker duidelijk werd gemaakt. U kunt geen andere Bruning ten tonele voeren, dan die anderen als de Bruning-van-tijdens-de-oorlog (en deze uitgesmeerd tevens over de tijd vóór de oorlog, en desnoods ook over de 35 jaar na de oorlog). Om niet in volstrekte onzekerheid omtrent U aan het werk te gaan, stuurde ik U mijn antwoordbrief die voor De Valk bestemd was ter inzage, en ging later in op uw/het vergooid idealisme en op Auschwitz.

Natuurnoodzakelijk vanzelfsprekende consequentie
Nu somt Bruning op wat kennelijk niet ter sprake mag en kan komen (ondanks alle vrijheid van meningsuiting?):
Maar reeds het enkele feit dat ik behalve
het vergooide idealisme van een aantal europese auteurs die U boeien en door U bewonderd werden,
op de vele idealisten wees op een veel lager plan,
en voorts mijn overtuiging dat de duitse oorlogsmoord op de Joden geen natuurnoodzakelijk vanzelfsprekende consequentie was van het nationaalsocialisme, racisme en zelfs niet van het antisemitisme
(en misschien ook het feit dat ik de geruchten daarover tijdens de oorlog geheel ongeloofwaardig vond)
waren voor U voldoende om niets meer te laten horen.

Vraagtekens
Dan vraagt Bruning zich terecht af:
Maar wat verwachtte U dan toch van mij? Dat ik met mijn autobiografie alleen maar úw - waarop gebaseerde? - gedachten over mij (of die denigrerende van anderen) zou bevéstigen.
( ) Ook dacht ik: Misschien is [deze uitgever] opgewassen tegen de tegenstanden die hij oproept (dat dacht Bakker ook, hij was aanvankelijk zéér overmoedig, maar hij kwam al snel van een kouwe kermis thuis). Misschien ook onderschat [deze uitgever] de andere partij, - laat hem [zich] reeds nu voorbereiden op een paar hachelijke gedachten die in mij aanwezig zijn.

Bij het bewerken van deze teksten heb ook ik mij afgevraagd wat die uitgever zich had voorgesteld bij een autobiografie van Bruning. Had hij verwacht dat Bruning een uitvoerig historisch relaas over heel zijn politiek doen en laten zou geven, gelardeerd met allerlei saillante details over vele personen? Had hij zich niet vooraf nog eens verdiept in Brunings "Een ander spoor...?". Wat wist hij überhaupt van Bruning? Had hij Brunings, algemeen geprezen, Verworpen Christendom van vòòr de oorlog gelezen? Of was hij alleen maar op de hoogte van wat iedereen over Bruning wist te vertellen?
Bruning vervolgt dan zijn schrijven met:

Het komt natuurlijk doorlopend voor dat ik met de wijze waarop men over mijn persoon oordeelt, niet kan instemmen, maar ik heb nooit behoefte gevoeld mijzelf tegen dat soort opinies te verdedigen. Dat ik het op prijs stel ten overstaan van u een uitzondering te maken, is slechts een gevolg hiervan dat ik ook U als een uitzondering beschouw. Het navolgende is dan ook uitsluitend voor U bestemd. Ik vertrouw erop dat U deze brief als strikt vertrouwelijk beschouwd.

Geen heldendaden
Bruning beschrijft dan zijn doen en laten gedurende de oorlog () en vervolgt met:
Zoals U ziet, het zijn geen heldenfeiten. Ik heb die dingen trouwens niet "gedúrfd" of "gewaagd". Ik heb die dingen enkel "gedaan", en dat in een heel andere gesteldheid. En met die gesteldheid bedoel ik iets anders dan mijn z.g. "integriteit" en meer van dat soort dingen die mij wel worden toegeschreven (toegekletst), maar dat andere doet hier niet ter zake.

Een eigen opvatting over zijn autobiografie
Ik schreef het bovenstaande niet in de hoop dat U nog eens op die biografie zou terugkomen. Want ten eerste voelde ik niet veel voor een biografie (ik stelde U een bloemlezing voor uit mijn geschriften) en vervolgens begrijp ik wel dat, reeds na het bovenstaande, een biografie tot de onmogelijkheden behoort. Niet omdat ik ze (de feiten omtrent zijn doen en laten gedurende de oorlog, ThBr) zou vermelden, maar omdat ze zelfs niet als een verzwegen achtergrond mogen bestaan. Ze zijn dan ook alleen voor U bestemd. En dit alleen omdat U, juist U, tot geen andere reactie op mijn brief met voorstel om een onderhoud en de kort nadien verzonden fotocopie van een verdwenen brief bereid waart dan zwijgen, zwijgen, zwijgen. Ik voel me niet gegriefd daardoor, alleen: van U had ik dit niet (verwacht) ( ) ( )

Vervolgens beschrijft Bruning zijn arrestatie ()

Niet enig verlangen naar "re-ha-bi-li-ta-tie"
Zijn autobiografie zag hij ook niet als een mogelijkheid tot rehabilitatie, en wel vanwege een heel persoonlijke reden (een belangrijk detail voor een autobiografie):
Evenmin koester ik enig verlangen naar "re-ha-bi-li-ta-tie". Toen U me vroeg een biografie te schrijven, ben ik op uw voorstel wel ingegaan, maar enkel omdat het een spontaan voorstel zonder bij-overwegingen was, - waarbij het geen ogenblik in me is opgekomen dat U zoiets als rehabilitatie zou nastreven, want dát laat me siberisch (zacht uitgedrukt): alle gevoelens die me voorheen aan de gemeenschap verbonden, bestaan niet meer in me. Dit is geen rancune, maar een gevolg hiervan dat ik niet meer in de gemeenschap geloof. Ik vraag me af, of ik er wel ooit in geloofd heb, of alles wat ik politiek heb gedaan en geschreven niet enkel een poging is geweest dit geloof in me op te roepen, of te wékken. Ik heb me zelfs nooit echt verbonden gevoeld met de mensen met wie ik samenwerkte. Ik heb me alleen maar thuis gevoeld in mijn gezin, en bij de werken van een aantal kunstenaars en denkers, - en in de natuur (inclusief al haar "weerzinwekkende" aspecten), bij mensen die mij geestelijk gevoed en gevormd hebben, en de tragiek van het menselijk bestaan niet ontweken.

Niet enkel schoften en landverraders
Ik heb mijzelf (behalve het feit dat ik fout ben geweest) niets te verwijten. Wat men dus vandaag over mij zou beweren, is gewoon laster. Wat de inhoud van die laster is, is mij overigens niet bekend. Deze interesseert me slechts in zover U er geloof aan hecht of zou zijn gaan hechten. Als U mij bepaalde dingen verwijt, stel ik het op prijs die verwijten te kennen. Niet zo zeer om mijzelf te rechtvaardigen, maar omdat U - als enige in Nederland? - op zoek waart naar een verklaring voor het feit, dat het niet enkel schoften en landverraders zijn geweest die "fout" werden.

Er resten hem nog weinig overtuigingen
In andere aantekeningen beschrijft hij dat hij tegenwoordig nog maar heel weinig overtuigingen heeft:
Als ik zeg: hoe het in het verleden voor mij (voor ons) was, dan betekent dat niet dat de gedachten van toen nog vandaag tot de inventaris van mijn overtuigingen behoren. Die inventaris is overigens heel gering geworden. Het is bij wijze van spreken een vederlicht valiesje geworden dat ik meedraag, vandaag, op m'n oude dag, en daarbij passend! Ik begrijp niet dat reeds een vluchtige poging enkele dingen betreffende mijn persoon recht te zetten u dermate van afkeer kunnen vervullen, u, die zoals U me schreef, de oorlog niet eens hebt meegemaakt, terwijl letterkundigen (en waarlijk niet de eersten de besten) die de oorlog, in fel verzet tegen de bezetters, hebben meegemaakt, na de oorlog, toen mij een publicatieverbod was opgelegd, daartegen - met overtuiging - geprotesteerd hebben: ( )
of acht u alles plotseling de moeite niet meer waard?

Het is allemaal niét gebeurd in dat sfeertje
Bruning somt nogmaals summier zijn beweegredenen vooor zijn keuze van toen op, beweegredenen, die kennelijk op weinig overtuigingen gebaseerd waren, maar vooral praktisch van aard waren.
Ik ben voor het duitse "fascisme" of te wel het nationaal-socialisme nooit warm gelopen. Met Mein Kampf ben ik 'n keer of drie begonnen, maar ik ben nooit verder gekomen dan driemaal hetzelfde begin van het boek. Het lag me niet. Anders was het met Mussolini. Wat ik van hem las heb ik in een ruk uitgelezen. Dat ik tijdens de oorlog niet afzijdig kon blijven, was niet uit bewondering voor het duitse nationaal-socialisme, maar om dezelfde reden waarom het Westen Sovjet-Rusland als oorlogspartner aanvaardde om de democratie te verdedigen. Als Duitsland verslagen zou worden, zou het ook met het Dinaso zijn afgelopen. Als het niét verslagen zou worden zou het Dinaso evenmin toekomst hebben wanneer we tijdens de oorlog afzijdig waren gebleven. Bovendien: in het vooroorlogse cultuurmoment niets dat ik het verdedigen waard vond. Dat de duitsers voor de tijd na een overwinning heel andere dingen met ons voor hadden, kwam ik pas in het laatste oorlogsjaar aan de weet.

Ik kan mij bij mijn contra niet beroepen op heldendaden, daarvoor ben ik van nature te vrijgevochten, te weinig ongelukkig, en heb ik bij dat soort zaken te veel zelfvertrouwen en als gevolg daarvan een te grote onverschilligheid, maar het is allemaal niét gebeurd in het sfeertje waarmee een foute keuze vandaag uitsluitend omhangen wordt. Ik red me wel (tot vandaag een illusie - het enige waarin ik onverbeterlijk ben.)
Ik geloof dat U de vergissing maakt dat, wat ik u geschreven heb, bij U overkomt als een verdediging van mijn handel en wandel, terwijl ik geen andere bedoeling had en heb dan duidelijk te maken wat mij en anderen destijds heeft bewogen.
Bruning doelde op zijn motieven en bedoelingen met "wat mij destijds heeft bewogen". Dat is ook wat hij uitvoerig in "Een ander spoor...?" en in de brief aan zijn kinderen heeft trachten duidelijk te maken. Het oordeel over zijn, uit die motieven voortgekomen, daden laat hij aan de (mede)mensen, wat voor hem hetzelfde betekent als: dat oordeel laat hij aan God.

De essentie
Tenslotte zijn er nog zeer summiere, vaak nauwelijks leesbare, aantekeningen gevonden die voor Bruning de essentie van zijn autobiografie moesten weergeven:
Als U het éérst gepubliceerde fragment van De Kringloop naar het Centrum (1926; Roeping) leest dan zult u de navolgende ervaringen en motieven zonder moeite kunnen onderscheiden:
de deernis met de medemens het rampzalig en zinloos drama(? RB)
de stilte waarin alles gebeurt (het toenemend besef van de afwezigheid van God in mijn persoonlijk bestaan)
de dwaasheid en zinledigheid v/h gebeurende (de afwezigheid van God in de geschiedenis)
voegt U daarbij enig der regel uit De Sirkel (Kringloop=Sirkel In Vitro vignet cirkel paard) n.l. dat ik niet ben (?RB) wat ik ben (dat waren de gegevens die mijn bestaan werden (voorgelegd ? RB) en waar mee ik klaar moest komen)
dan heeft U hier de elementaire grondmotieven van mijn werk (van mijn leven), die zozeer tot mijn persoonlijkheid behoren dat ze - in welke vorm ook - tot op de dag van vandaag in mijn werk aanwezig zijn gebleven; zij zijn ook datgene wat de religieuze mens die ik ben van meetaf (zij 't aanvankelijk onbewust) loswrikten van al de ... ... die het depositum fidei v/d twintiger jaren uitmaakten. dat heeft mij gedwongen, na een bepaald moment en tengevolge van toevalligheden die ik niet in de hand had en waaraan ik onschuldig ben geweest, in de problemen der religie te verdiepen.
De verwondering (als begin .. ....) heb ik nooit gekend.. . Ik ben, van meetaf, min of meer verbijsterd geweest en mijn levensmogelijkheid werd daarmee: de verbijstering meester te worden. Ik geloof dat dit slechts mogelijk werd doordat ik van nature, behalve een onverwoestbare wil tot leven, zeer vrolijk ben.
Mogelijk doelde Bruning met "toevalligheden die ik niet in de hand had" op het feit dat hij van 1913 - 1919 op het Sint Dominicus college te Nijmegen verbleef, "dat toen opleidde tot het priesterschap".

Einde samenwerking
In januari 1975 schreef hij tenslotte aan de uitgever:
De situatie wordt op die manier behoorlijk bezopen. Opnieuw zijn er zes maanden verstreken, nú sedert mijn brief van 4 juli, zonder dat ik taal of teken kreeg. Met dergelijke onderbrekingen kan noch wil ik met iemand samenwerken. Wat de reden is van uw zwijgen kan ik niet gissen.

Nawoord
De mening die Bruning in 1974 was toegedaan: “U kunt geen andere Bruning ten tonele voeren, dan die anderen als de Bruning-van-tijdens-de-oorlog (en deze uitgesmeerd tevens over de tijd vóór de oorlog, en desnoods ook over de 35 jaar na de oorlog).” geldt, vrees ik tot vandaag toe. En dan is dat niet alleen de Bruning-van-tijdens-de-oorlog maar ook nog de Bruning van tijdens de oorlog zoals de anderen hem zagen: de uitgesproken antisemitische nationaal-socialist. En dat, ongeacht welke feiten Bruning zelf of zijn zonen ook aangedragen mogen hebben.























Terug naar menu autobiografische teksten
vervolg



aangemaakt: 21-05-2017 Copyright © 2017 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-05-2017