Uit: DE SCHOUW, 1e JAARGANG Nr 2, 2 MAART 1942

klik voor vergroting

     In het Algemeen Handelsblad van 13 Februari (avondblad) publiceerde Chr. de Graaff enkele polemische opmerkingen n.a.v. mijn in het 2e nr van De Schouw verschenen beschouwing „Over Individualisme” en eenige reeds eerder door mij in Criterium gepubliceerde gedachten over nationalisme en kunst. Volgens De Graaff ging ik veel te ver, toen ik in Criterium de opmerking neerschreef: „De kunst houdt niet op een reëele levensfunctie te bezitten door het enkele feit dat zij voor de groote massa onverstaanbaar, en daardoor „onvolksch” is. Men zou dan vrijwel de heele Dietsche schilderkunst als nutteloos en ,onvolksch’ kunnen afwijzen. De bewondering van de massa voor de z.g. verstaanbare kunst misleide ons niet omtrent het feit, dat die bewondering een massaal misverstand betreft”; en hij betoogt dan — niet zonder pathetiek, naar het mij voorkomt — dat in de toekomst het volk, dat althans „alle normale volksgenooten” (!) alle groote kunst verstaan zullen.
     Chr. de Graaff maakt m.i. niet voldoende onderscheid tusschen massa (welk woord hij te eenzijdig en beperkt interpreteert) en volk. Ik sprak in de gewraakte passage nl. van „de massa”, „de groote massa”, en hij antwoordt met een beroep op het „volk”. Had hij mijn beschouwingen over dit thema wat minder slordig bijgehouden, dan had hij nog niet zoo heel lang geleden kennis kunnen nemen van mijn opmerking betreffende het verpeupelen van een (in zichzelf, in zijn eigen volksche kracht en volksche wijsheid rustend) volk tot een (ontwortelde) horde of massa. Had De Graaff wat langer in den politieken strijd gestaan en had hij me toen met dezelfde belangstelling gevolgd als waarvan de citaten in zijn artikel blijk schijnen te willen geven, dan had hij wellicht ook geweten, dat ik reeds in 1936 de tegenstelling volk—massa zeer scherp stelde, daarbij vaststellend, dat de massa niet tot één bepaalde klasse behoort, doch over alle standen (ook over die der intellectueelen!) verdeeld is. Als ik dus zeg, dat de „groote massa” niet toegankelijk is voor groote kunst, impliceert dit geenszins dat dit eveneens geldt voor de levende, scheppende krachten van een volk (eveneens over alle standen verdeeld). En in die beteekenis toch — van levende, scheppende krachten — bezigt De Graaff het woord „volk” als hij zegt, dat de toekomst geen „massa” meer zal kennen.

















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 08-07-2012