|
bij het normale gebruik als vloer- of muur-bedekking verondersteld
wordt. Het is die vloer- of muur-bedekking welke een
decoratief in zich afgerond „geheel" moet zijn. Anderzijds kan
een tegel (en dit is zeer vaak het geval) geen bijzondere kunstwaarde
vertegenwoordigen en toch, bij het normale gebruik
van wand- of vloerversiering, een prachtig effect opleveren.
Ten derde is het onjuist te meenen, dat een onbetwistbaar
schoon tegelschilderij, gelijk wij reproduceerden, in zijn afzonderlijke
tegels niét-schoone en niét-afgeronde resultaten zou
móeten opleveren. Men behoeft van bedoeld tegelschilderij
maar enkele tegels uit hun verband los te maken om te bemerken,
dat zij ook op zich verrassende (en verrassendschoone)
eenheden opleveren. Het is met dergelijke fragmenten
als met zoovele (volmaakt willekeurige) détails van schilderijen:
men kan er nooit op uitgekeken komen, zoo harmonisch
en schoon zijn ze, zulk een innerlijke orde vertegenwoordigen ze.
Men bespeurt dan, zal men opmerken, de behoefte om „het
geheel" te zien. Inderdaad. Maar dat de tegel-verzamelaar ten
overstaan van zijn tegel die behoefte niét bespeurt, bewijst
reeds, dat hij het geheim van den tegel zelfs nog niet vermoedt.
En is het bezwaar tegen het tegeltableau niet juist het
bezwaar van den tegel-verzamelaar, van den man die den
tegel waardeert los van zijn onlosmakelijke bestemming?
H. Br.
|
|