bij het normale gebruik als vloer- of muur-bedekking verondersteld wordt. Het is die vloer- of muur-bedekking welke een decoratief in zich afgerond „geheel" moet zijn. Anderzijds kan een tegel (en dit is zeer vaak het geval) geen bijzondere kunstwaarde vertegenwoordigen en toch, bij het normale gebruik van wand- of vloerversiering, een prachtig effect opleveren.

    Ten derde is het onjuist te meenen, dat een onbetwistbaar schoon tegelschilderij, gelijk wij reproduceerden, in zijn afzonderlijke tegels niét-schoone en niét-afgeronde resultaten zou móeten opleveren. Men behoeft van bedoeld tegelschilderij maar enkele tegels uit hun verband los te maken om te bemerken, dat zij ook op zich verrassende (en verrassendschoone) eenheden opleveren. Het is met dergelijke fragmenten als met zoovele (volmaakt willekeurige) détails van schilderijen: men kan er nooit op uitgekeken komen, zoo harmonisch en schoon zijn ze, zulk een innerlijke orde vertegenwoordigen ze. Men bespeurt dan, zal men opmerken, de behoefte om „het geheel" te zien. Inderdaad. Maar dat de tegel-verzamelaar ten overstaan van zijn tegel die behoefte niét bespeurt, bewijst reeds, dat hij het geheim van den tegel zelfs nog niet vermoedt. En is het bezwaar tegen het tegeltableau niet juist het bezwaar van den tegel-verzamelaar, van den man die den tegel waardeert los van zijn onlosmakelijke bestemming?

H. Br.
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 14-07-2012