Deze kantteekeningen, Z.G. Heer, zullen U voldoende zijn om het begrijpelijk te maken, waarom men over literatuur niet meer wenscht te discussieeren, zoolang menschen van dit slag de kritiek blijven beheerschen. Het is beter te zwijgen dan zich tot een soortgelijke kwaadwilligheid te verlagen. Zelfs al zouden de kunstenaars in staat zijn de functie van leidende élite te vervullen, zij zouden het niet kunnen, wanneer men van die zijde alles onderneemt om hen als duisterlingen, decadenten en wat dies meer zij, voor te stellen en hun wetten tracht voor te schrijven, die met het allerelementairste wezen van de literatuur spotten. De problematiek van de literaire élite is allereerst de problematiek van de literatuur zelf, van het zelfbehoud. Daarna verruimt deze problematiek zich aanstonds in hen wier verantwoordelijkheidsgevoel verder gaat dan de grenzen van de literatuur. Voor hen verruimde zij zich trouwens ook vóórdien. Dat zij hierbij aarzelden zich uit te spreken, valt niet te ontkennen; verwarrender omstandigheden zijn dan ook wel niet denkbaar. Bovendien hebben kunstenaars zich gewoonlijk ongaarne in een politieken strijd gemengd. Wat zij eischten, was en moest te allen tijde zijn : vrijheid voor hun scheppende verbeelding. De strijd hierom schijnt thans niet mogelijk te zijn zonder zich te mengen in politieke aangelegenheden. Daar komt bij, laat ons dit ronduit bekennen, dat de meeste kunstenaars door den geest der nieuwe orde niet overtuigd worden en, terecht of ten onrechte, het gevoel hebben zich dientengevolge politiek niet te kunnen uitspreken en — waar dit de consequentie is van alle problemen, waarvoor zij zich als „leidende élite” geplaatst zien — evenmin dus ook over deze.

    Ziehier, Z.G. Heer, waarom de schrijvers van vandaag naar mijn meening zwijgen en moge U hierin tevens de reden zien, waarom ik het ditmaal niet deed, ook al heb ik gronden te veronderstellen, dat meerdere onder hen mij ook déze reactie euvel zullen duiden, iets wat mij meer begrijpelijk voorkomt, dan U wellicht verbazingwekkend. Desondanks hield ik het voor mijn plicht op deze wijze te reageeren, opdat men aan de afzijdigheid der literatoren geen verkeerde conclusies verbinden zou.
    U beleefd groetend, verblijf ik met hoogachting,

PIERRE H. DUBOIS
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 07-04-2012