den van de werkelijkheid, zijn onversaagd en strijdbaar récht staan in de tragedies van het leven, dat, ondanks alles, ons prachtigst bezit is, dat altijd, hoe het ook verloopt, waard is geleefd te worden, dat alleen mannen werkelijk aanvaarden kunnen, en dat men aanvaarden moet zonder ooit den uitslag te tellen. Het is altijd goed: het is altijd, hoe het ook verloopt, een zich méten van de eigen kracht en een zich volledig oprichten ten overstaan van de krachten die ons bedreigen. De wil, verantwoordelijk voor het eigen leven te blijven, beteekent: zich nooit gewonnen geven, tot het einde toe met de krachten, die het menschelijk leven bedreigen, in strijd blijven, óók als men weet (en de hoofdpersoon wist dit levenslang) dat men de verliezende partij zal zijn en dat alle strijd vergeefsch zal blijken. Na ons komen zij, die den strijd hernemen zullen, den strijd waarin men zelf slechts een schakel is. Trouw zijn aan de aarde, trouw zijn aan zichzelf is onze eenige menschelijke bestemming. Wanneer het leven zich zoo noodlottig heeft ontwikkeld als hem tevoren geopenbaard werd en hij zijn strijd tot het bittere einde heeft uitgestreden, legt Thie zich ter ruste onder den prachtigen eenzamen eik (de aangrijpendste levensboom-verbeelding welke ik tot dusver ontmoette) om er te sterven. Hij berust in zijn lot; hij heeft zijn leven geleefd, en het is goed geweest. Hij heeft als een man geleefd en zal ook als een man (zonder geweeklaag en zonder angst) in alle stilte sterven.
    Met dezen roman stond ik voor het eerst tegenover een levensbewustzijn dat niet slechts wezenlijk verwant, doch ook, minstens, gelijkwaardig is aan het trotsche en eenzelvige bewustzijn waaraan te onzent A. Roland Holst, de droomer van verre, mythische voortijden, magisch en welhaast onnavolgbaar gestalte heeft gegeven. Ja, voor het eerst staat men tegenover dit trotsche persoonlijkheidsbewustzijn zónder dat men tot de — tot dusver schijnbaar onvermijdelijke — conclusie wordt gedwongen, dat men de wereld moet afwijzen; voor het eerst voert hier dit bewustzijn, inplaats van naar een onwereldsch elysium, naar de wereld terug — en op een wijze die geen verraad en geen ontrouw aan zichzelf, aan het hoogste persoonlijkheidsbewustzijn inhoudt. Het verbreekt den ban eener schoonheid, die, als alle schoonheid, slechts met schoonheid kon worden „weerlegd”. Deze eindelijke weerlegging acht ik van ongemeene beteekenis, en daarom betreur ik het ook in hooge mate, dat dit boek zoo dor en bloedeloos in het Nederlandsch vertaald werd.

HENRI BRUNING

Het portret bij dit artikel werd ontleend aan F. Augustin „Hedendaagsche Duitsche Letterkunde” N.V. Uitg. Mij. „Kosmos” A’dam.
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 13-07-2012