Uit: DE WAAG, 17 APRIL 1941, 5e JAARGANG No. 16, bladz. 248

klik voor vergroting

DE correctie van den heer H. J. J. Marinus (De Waag, 27 Maart 1941) op mijn alinea’s over P. J. Troelstra zonder meer te laten passeeren zou eenige, m. i. ongewenschte, misverstanden in de hand werken; daarom het navolgende nog.
     Men kan niet vergen, dat ik bij de beoordeeling van Troelstra’s beteekenis het zwaartepunt leg in een „eigen politiek systeem”, dat slechts (of vooral) „in zijn geest” bestond; nog minder, dat ik als de centrale idee van Troelstra’s leven (en dus van zijn politieke activiteit) signaleer, wat zelfs „bij zijn dood” nog niet „zóó voorbereid” was, dat het in zijn Gedenkschriften kon worden omschreven. — Dit ten eerste.
     Ten tweede. Stellig is het waar, dat Troelstra ook gaarne niét-proletarische krachten zag ingeschakeld in den strijd van het proletariaat (hoewel een zijner eerste bezwaren tegen Henriëtte Roland Holst de gebruikelijke dooddoener was: „gebrek aan wezenlijk contact met de massa”!), dat hij besefte, dat het proletariaat — alleen niet bij machte was een nieuwe gemeenschap op te bouwen; en gaarne neem ik aan, dat hem, later, een maatschappij voor oogen zweefde, waarin de verschillende klassen verzoend met elkaar zouden samenwerken. Dit alles neemt echter niet weg, a) dat hij vocht, overtuigd en gemotiveerd vocht, voor „de suprematie dier klasse, wier eigen streven in dit tijdperk der Geschiedenis weergeeft, wat de maatschappij voor haar verdere ontwikkeling noodig heeft” (III, 11), b) dat hij practisch welhaast exclusief vocht voor de belangen van de arbeidende klasse, zelfs met voorbijzien van de werkelijke belangen van de gemeenschap, zoo bv. wanneer hij, anti-militarist in hart en nieren, desnoods nog wel een volksleger kon aanvaarden, maar fel stelling nam tegen een staand leger. Voor hem viel — volkomen „logisch binnen zijn methode” — klassebelang samen met algemeen belang. Er was bij dit alles, en in het beste geval, veel meer sprake van een bepaald gerichte maatschappij — dan een staats- of nationaal bewustzijn. In hoeverre Troelstra desondanks, of in bedoeld „eigen politiek systeem” „een voorlooper van het nationaal-socialisme” is geweest, is een kwestie welke ik, die slechts zijn Gedenkschriften kan raadplegen,niet beoordeelen kan. Ik wil het gaarne aanvaarden, maar ik moet tevens bekennen, dat de heer Marinus deze stelling toch zeer weinig aannemelijk maakt.

INTUSSCHEN: het is geenszins mijn bedoeling geweest, Troelstra voor te stellen als „een doodgewonen, ongevaarlijken revisionist of reformist, een verburgerlijkt socialistje, die onder een hoedje te vangen was en die bereid was, als men hem maar een klontje toewierp, op te zitten en pootjes te geven.” Met geen woord heb ik iets in die richting zelfs maar gesuggereerd. Troelstra’s tegenstanders mogen hem een „kampioen der verburgerlijking” hebben gehoond (en ik geloof, dat het hun beschuldigingen zijn geweest die den heer Marinus parten hebben gespeeld, toen hij mijn beschouwing las), ik heb voor een dergelijke visie geen enkele aanleiding gegeven: ik noemde hem meer dan eens een onvervaard, eerlijk en edel strijder. Doch daarnaast moest ik constateeren, dat zijn strijdmethode de verburgerlijking van het socialistisch front niet heeft kunnen verhinderen, ja zelfs in de hand heeft gewerkt; dat zijn tactiek, ondanks al het onversaagd idealisme, door hem persoonlijk aan den dag gelegd, geleid heeft tot datgene, wat men als enkel „revisionisme” of „reformisme” is gaan duchten.
     De overwegingen, die Troelstra ertoe gebracht hebben stelling te nemen tegen een intransigent marxisme en voor een humaner, breeder standpunt ten aanzien van het geheel eener maatschappij, mogen geheel eerlijk zijn geweest; hij moge (eveneens uit eerlijke overwegingen) een samenwerking met de andere klassen al minder hebben afgewezen, — de verburgerlijking van den socialistischen strijd is daarvan een gevolg geworden, en dit werd te onvermijdelijker, toen tegenover het eindelijk bereikte meer burgerlijke levensniveau van den arbeider geen fel en sterk gerichte revolutionaire dynamiek meer stond. Zij is mede een gevolg geworden van het feit dta Troelstra breeder en humaner standpunt weldra en gretig werd overgenomen door de eerzuchtigen, die het als een dekmantel benutten voor hun opportunistisch arrivisme en wien niets ondienstiger was dan het levend houden van een revolutionnair élan. Ik ontkom niet aan den indruk, dat de revolutionnair, die

248
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 03-02-2012