Henriëtte Roland Holst moest, welhaast onvermijdelijk, eindigen met een religieus conflict, terwijl voor Troelstra het politiek gevecht het eerste en laatste woord kon blijven. Troelstra verstond Henriëtte Roland Holst niet, en Henriëtte Roland Holst kon Troelstra niet meer verstaan; zij gingen beiden andere wegen, maar de een is niet meer zijn „mislukking” tegemoet gegaan dan de ander: Troelstra, als omschreven door den heer Marinus, en Henriëtte Roland Holst in zooverre zij zich steeds meer van de politieke fronten verwijderde (en daardoor voor het politiek gevecht „onvruchtbaarder” werd), op zoek naar een essentieeler basis voor den nieuwen mensch. — Daarnaast kwam nog het feit dat, zooals zijzelf schrijft in „De Geestelijke Ommekeer”, „dat het kader van de beweging in hooge mate in praktische vraagstukken opgaat, die voornamelijk de geleidelijke verbetering der positie van de arbeidersklasse in het kapitalisme betreffen. Het bewustzijn van de principieele tegenstelling tusschen de socialistische idealen en het kapitalistisch milieu is in de hoogere rangen der arbeidersklasse ongetwijfeld verzwakt. Dit heeft tot gevolg gehad, dat de kapitalistische rangorde der waarde in zekere mate in de socialistische ethiek en de socialistische praktijk is binnengedrongen.” — Ik geloof niet, dat iemand deze reëele constateering als „impotent getheoretiseer” opzij kan duwen.
     Als men Troelstra’s geschriften leest, ontkomt men niet, gelijk gezegd, aan den indruk van een zekeren geborneerdheid van geest; men ontkomt evenmin aan den indruk van een zekere (soms waarlijk zeer naïeve) zelfgenoegzaamheid. Hij is zelfgenoegzaam, d. w. z. hij is niet trotsch: hij leeft en handelt nooit uit het onaanrandbaar besef een hooger soort bewustzijnsleven te vertegenwoordigen. Ook dit onderscheidt hem van de werkelijk grooten. Hij heeft steeds gelijk (meent hij, en hij meet het breed uit), doch hem besluipt nimmer het vermoeden dat zijn gelijk slechts het gelijkje is van en in en om-en-nabij het parlement, en zoo kon het gebeuren, dat zijn repliek (i. c. aan het adres van Henriëtte Roland Holst en Gorter) gepaard ging met een ongehoord onderschatten van zijn tegenstanders, met een totale afwezigheid van begrip van hetgeen in deze figuren tegenover hem stond. Ook vandaar zijn onmatig schimpen en schelden, — dat bovendien het schimpen en schelden was van iemand, die zijn weg, zijn logica niet als de alleenzaligmakende weg en logica beschouwd zag. Hij was dan werkelijk klein en kregel en verloor alle proporties uit het oog, ook zijn proporties.
     Niettemin en desondanks:
     De wensch, die de heer Marinus voor meer symbolisch voelende tijden koestert, is ook de mijne. Dit is geen gelegenheidsphrase, of bij wijze van welwillend slot, het is mijn oprechte wensch. Men kan ervan overtuigd zijn (en ik ben die overtuiging toegedaan), dat Troelstra een verkeerden weg is ingeslagen, dat hij, in de hitte van hét gevecht en niet die geestelijke structuur bezittend welke het zuiver schatten van zoo totaal anders geaarde persoonlijkheden mogelijk maakte, enkele zijner medestrijders een groot en grievend onrecht heeft aangedaan, — vast staat, en vast blijft staan, dat Troelstra zijn leven gegeven heeft voor zijn overtuiging en voor een ontrecht en geknecht volksdeel; vast staat, ondanks de menschelijke misvattingen, welke men bij hem kan aanwijzen, dat het einde van zijn leven niet anders is geweest dan het begin, d. w. z. dat hij steeds trouw is gebleven aan de woorden, die hij aan het begin van zijn leven neerschreef: „De hoogste liefde, of beter, de hoogste uiting der liefde, is de algeheele toewijding aan den dienst van het ideaal der harmonie.” (I, p. 163). Deze trouw — hoe menschelijk ook beleefd en hoe afwijzend men tegenover de verwezenlijking ervan mag staan — maakt hem stellig tot een dier zeldzame menschen, die recht hebben op den eerbied, de liefde en vereering van een socialistisch, ook van een nationaal-socialistisch nageslacht. Maar heeft hij dit recht op onze liefde — figuren als Henriëtte Roland Holst en Gorter hebben dit recht stellig niét in mindere mate.....

HENRI BRUNING
















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 04-02-2012