Uit: DE WAAG, 13 MAART 1941, 5e JAARGANG No. 11, bladz. 168

klik voor vergroting

JACQUES MARITAIN noemde de winst van het socialisme „une certaine prise de conscience: la prise de conscience d’une dignité humaine offensée et humiliée, et la prise de conscience d’une mission historique” of, gelijk hij het weer elders formuleert: „la prise de conscience de la dignité du travail et de la dignité ouvrière, de la dignité de la personne humaine dans le travailleur comme tel”; „elle signifie l’ascension vers la liberté et la personnalité, prises dans leur réalité intérieure et dans leur expression sociale, d’une communauté de personnes, de la communauté tout a la fois plus proche des bases matérielles de la vie humaine et la plus sacrifiée, la communauté du travail manuel, la communauté des personnes humaines affectées a ce travail”. De consequentie, de historische zending ook van dit klasse-bewustzijn is de (marxistische) klassenstrijd, volgens Maritain: „une guerre charnelle constituant le prolétariat en cité militaire, en Jérusalem de la Révolution volontairement retranchée de la communion du reste des hommes et écrasant, anéantissant l’autre classe. ” *)
     Het fascisme nu, door Mussolini zeer nauw aan het socialisme en deszelfs oorsprong („la communauté la plus sacrifiée”) gelieerd, evenals het nationaal-socialisme door Adolf Hitler, erkent, even overtuigd als het socialisme, „la dignité du travail et la dignité ouvrière, la dignité de la personne humaine dans le travailleur comme tel”; het zuivert en completeert dit klassebewustzijn echter door den arbeider wederom het besef bij te brengen:

     1. dat hij niet slechts lid is van een bepaalde klasse, maar van een gemeenschap, van een méérdere klassen omvattende nationale of staats-gemeénschap;
     2. dat recht en orde niet slechts gefundeerd staan in „de rechten van den mensch”, gelijk het socialisme te eenzijdig leert, maar daarnaast evenzeer in de rechten, in het bestaansrecht der afzonderlijke volken, en dat deze volken evenzeer eerbiediging behoeven als de mensch;
     3. dat in die staats-,of volksgemeenschap niet slechts bij het proletariaat, maar ook bij alle andere klassen de waardigheid van den arbeid en het bewustzijn der eigen menschelijke waardigheid hersteld moeten worden, dat allen (en niet slechts één stand) opnieuw tot een leven overeenkomstig de menschelijke waardigheid moeten worden opgevoed (of, minstens, tot de plichten dier waardigheid moeten worden gedwongen);
     4. dat eerbied voor de waardigheid van den mensch den wil impliceert, de mogelijkheid te scheppen, dat een ieder, en niet slechts één stand, op een menschwaardige wijze leven en arbeiden, d.w.z. de plichten van zijn staat volbrengen kan;
     5. dat niet slechts het proletariaat, maar dat de gemeenschap als gemeenschap een historische zending te vervullen heeft, en dat niet, alleen de arbeider, maar ook iedere andere volksgenoot ten opzichte van die zending zijn zeer bepaalde plichten heeft;
     6. dat het solidaristisch, het alle standen en groepen samenbundelend beginsel bepaald wordt door het doel eener gemeenschap: het algemeen welzijn, materieel, zedelijk, geestelijk, of, anders gezegd: de perfectie van een volk als volk;
     7. dat de staat niet slechts de uitdrukking, de juridische bevestiging is van een op solidaristischen grondslag samenwerkende gemeenschap, maar ook het eerste, hoogste goed, het machtigst instrument om het doel van mensch en gemeenschap in de natuurlijke orde te realiseeren; dat m.a.w. de zuiverste vorm van den gemeenschapswil van den mensch zijn staatswil is.

     Het fascisme, en zoo ook het nationaal-socialisme, completeert en zuivert het klassebewustzijn tot gemeenschapsbewustzijn en het gemeenschapsbewustzijn tot staatsbewustzijn, terwijl beide geworteld staan in een levend en bezield nationaal bewustzijn. Het staatsbewustzijn, zoozeer en zoo fataal gedurende het demoliberale tijdperk ondermijnd, kreeg in Mussolini wederom helder, oorspronkelijk en dynamisch gestalte; het nationaal bewustzijn, de diepe realiteit van een volk, kreeg gestalte, glorieus en ontembaar, in het nationaalsocialisme van Adolf Hitler. — En daarnaast ontdoet het fascisme (en zoo ook het nationaal-socialisme) den arbeider van de vele ideologische hersenschimmen (omtrent den mensch en het leven) en derzelver al te schoone toekomstdroomen, waarin het socialisme hem bevangen hield. Het plaatst hem terug in de realiteit, de nu eenmaal harde realiteit, van het leven, die deze is: dat een rechtsorde slechts


*) Humanisme Intégral

168

















aangemaakt: 19-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 30-01-2012