IV

Jezus’ Woestijn III

    vorige kolom Zwaarder beproeving dan Eva’s menselike natuur in die schone paradijstuin, doorstond Jezus’ menselike, ontberende natuur in haar woestijn.
    Niet in het stil en schoon, nog ongerept en paradijselik verbond met God waarin Eva leefde, maar in het zwaarste lijden werd Jezus menschelike natuur beproefd.
    Eva en Jezus — beiden met eenzelfde bekoring: te kennen en te bezitten, wat buiten de Vader is, èn „ziet, gij kunt God gelijk zijn.”
    Waar Eva wankelde bleef Jezus onwankelbaar in de beschouwing van de Vader verzonken. Buiten de Vader heeft Hij niets willen kennen, niets bezitten. Alleen leven in de vaste vuur-zuil van aarde tot hemel — het Geloof, de Hoop en de Liefde. Het nieuwe verbond — waar Eva het eerste verwoest had.
    Eva is niet in de Vader verzonken gebleven. In die grote zware strijd, waarin God niet van haar afliet, zooals Hij ook van Judas nooit heeft afgelaten, heeft Eva zich, als Judas, bewust van God losgemaakt en aan Satan overgegeven, wetend dat zij haar eeuwig heil verspeelde. Uit het bezit van God, uit die onafgebroken en zo gelukkige kontemplasie van Gods eindelooze Schoonheid is zij, aarzelend eerst en kortstondig, weggeweken, aarzelend en angstig gehoor gevend aan die stem die plotseling was gaan spreken van dat geheim — het grote miesterie dat er was buiten de Vader en buiten...... buiten déze Liefde, deze Schoonheid, deze volmaakte Staat, buiten dit dwalen, ontroerd en schreiend, in deze schone Tuin. — Hoe was het mogelik, hoe diep moest Eva reeds gevallen en gezonken zijn toen zij zich eindelik aan Satan overgaf en, kiezend tussen des Vaders Heil en Satans heil, Satan koos — Gods Heil versmadend, reeds kennend het duister, dat ieder heengaan uit de Vader om haar leven vlaagde.
    Maar Jezus is voordurend en onafgebroken, heel zijn leven in de beschouwing van de Vader verzonken gebleven.
    Tot Jezus zegt Satan (Jezus had veertig dagen gevast en zijn lichaam was uitgeput): maak b[r]ood van deze stenen; leef éénmaal toch de stem en de honger van het schone lichaam. Zie, het is stervende. Is al het andere niet bedrog? spreek en leef de stem en de honger der mensen — zij toch verlangen brood; om al het andere zal men u verguizen;
    zie, van al hetgeen brood voor u had kunnen zijn, hebt ge stenen gemaakt; maak nu weer brood van wat zo hard en bitter werd voor uw geest, uw hart, uw zinnen; ken toch de zoete schone troost, die gij versmaadt.
    Maar de mens lééft niet van wat, hart en hoofd en zinnen voldoet en hart en hoofd en zinnen troost....
Toen heeft Satan wederom de Mens beproefd en toonde Hem de koninkrijken der aarde: zie, dit alles zal ik u geven, „alle macht en hunne luister” als ge neerknielt en mij aanbidt.
    Want Jezus was de schoonst- en meestbegaafde onder de mensen.
    Iedere gave en alle wijsheid is een bekoring, hoe schoner hoe zwaarder — iedere gave ketent de mens meer aan zich-zelve; Jezus was de meest en veelvuldigst begaafde, volgende kolom

















aangemaakt: 22-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 07-05-2012