vorige kolom     Natuurlik is dit boekje niet ontbloot van goede, persoonlike eigenschappen; ik meen er zelfs zulke te bespeuren, dat ik geneigd ben te zeggen dat Goossens beter deed zijn talent voor andere dingen te gebruiken dan het opwarmen en opnieuw appetijlelik maken van restjes die allang koud en smakeloos werden; dat hij beter en dankbaarder werk verrichtte met zijn eigen weg te zoeken dan in een richting waarvan reeds lang geleden hel laatste, schone, woord (door Timmermans zelf) gezegd werd.
    Maar met dat al zitten we, in dit romannetje, weer met een groepje alle meer of minder bekende figuren opgescheept. Daar zijn dan allereerst de beide zusterkens, goedige èn, als het erop aankomt uitgerekende, kwezeltjes-„in-Jezus-Christus”, Getrude en Honorine, de ene wat schuchter en zwijgzamer, de ander daadvaardiger, leidender, kordater; de ene die de wereld inkijkt met oogjes bloot en goedigjes, de andere, die dit doet doorheen de twee vinnige glazen van haar knijper, fel en spiedend. En daarnaast het eveneens goedige pastorke, huweliksbemiddelaar, ’n nulletje en welgemoed brevierend na een eetpartijtje als ieder ander snurkt, — en vijand, vijand, vijand van die laffe, weke, verfijnde, verwijfde Brusselaar (ook die mocht niet ontbreken!). En last not least is daar Jodukus, het wat onnozele broedertje der beide kwezelkens, die plotseling trouwen moet (en wel gaarne trouwt) met het katijvige, heet-bloedige wijf Charlotte, weduwe (ook d a t! — natuurlik), oorlogsweef, van de aanbeden, nimmer meer uit de herinnering verdwenen Remy....
    Ge begrypt wel: de beide zusterkens hadden een huwelik van hun Judokus overwogen (zelve was hij nimmer op die gedachte gekomen!), ’t pastorke hadden ze onder den arm genomen en ’t pastorke raadde Charlotte. Charlotte en Judokus worden bij elkaar gebracht en hoe het mogelik is — het komt tot een huwelik tusschen die twee. Zoals te voorzien: tot een kortstondig en in een hevige keet eindigend huwelik. Daarna woont Judokus — niet dan na een met de haren erbij gesleept kermis-avontuur met bijna nog noodlottiger gevolgen dan zijn huwelik — weer bij zijn zusters in, zit voor het haardvuur, „speekte onbezonnen op de vingers om te blaren in zijn prentenboek.” Terwijl de zusters Charlottes voor hen in hoge mate beledigend briefje aan Judokus wegmoffelen:

    „Zoo geren dat uw verdroogde zusters U kwjjt waren, ben ik het nu.
                                            Adieu!”

    En Charlotte vertrok in allerijl naar Brussel.
    Moet ik het u nog zeggen? Korneel Goossens beschikt over een in zekere zin levendige, leutige wijze van vertellen; hij is een flosissant opmerker; een hier en daar oorspronkelike..... Maar alla, wat wilt ge — een koud-geworden aftrekseltje wordt met een scheutje esprit spoedig aantrekkelik en warm. En nog florissanter is zijn vermogen mogelike grofheden en platitudes uit zijn boekje te weren. Zo ge altans het onzuivere niet voelt van het al te leutige in het klonterend mirakelske:
    ....„toen er in het kootje iets te rutselen en daarop een vogeltje te fluiten begon luid en lustig, met brobbelende slagkens en kwinkeleerend als een kwispelken.
    Het maakte Judokus dol. Hij zette het op tafel en ging er vóórzitten (J. zou zo iets nooit van z’n leven hebben gedaan!), het hoofd in bei z’n handen en schuifelde in vervoering het beestje na (ook d a t zou J. nimmer hebben gedaan!).
    Vlugger dan hij het volgen kou, wipte het op en neer en weg en weer tot het van her op zijn stokje bijeenklonterde (een vogeltje dat gaat zingen doet juist het tegenovergestelde — het rekt zich uit!) en een geel broksken mirakel werd van het zingen, dat het deed.”
Want ik meen, in alle bescheidenheid, dat deze florissante valsheid dit boekje voor een goed deel het leven gaf; evenals aan het tekekeningetje waarmede Felix Timmermans, de held en het milieu van het verhaal tot een béte smakeloze grappigheid chargerend, dit boekje illustreerde.
        Inderdaad: een genoegelik „byeenklonteren” — ver van Vlaanderen, de Lethe, de Vlaamse mens en het Leven, — in het groen-omrankte paviljoentje der vlotte en gewaardeerde gemoedelikheid.
    Waardeerbáár.......?

HENRI BRUNING.


1) Judokus, roman van Korneel Goossens, Uitgeversbedrijf „De Spieghel”, Amsterdam, MCMXXVIII, (met een teekening van Felix Timmermans). —















aangemaakt: 22-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 05-05-2012