vorige kolom

vorige kolom zich terug te trekken naar de Stilte — voor het verkeer met de Schoonheid, die bitter is en jaloers, maar niet bedriegt en niet bezoedelt.
    Dit werk is duister, donker; een verteerd worden, een brandend zwerven door de grensgebieden van een ontluisterd bestaan; men voelt hoe het leven van deze tijd begrepen werd als een vlagend noodweer, een duister zich voltrekkende ondergang, een dreigend Gods-gericht: het mene tekel ver scheen. Door de nacht vluchtte het groepje geroepenen, zij wien het voor immer verboden werd om te zien, weg van het schrikkelik gericht dat achter hen plaats grijpt, zij die nu biddend dieper in zich zelve keren......
    Bij zijn portretten zijn er enkele, waarvan men de arbeid voelde als een schone ontroerde vreugde — een zacht, befloerst lichten overgoot dan deze mens-figuren. Een lichten zoals dat — weifelend en stil als een herfstmiddag — groeien gaat rond twee eenzame mensen, die in een plotseling en zwijgend samenzijn elkander gemeenzaam werden — het droeve geluk toch der te zeer gewonden Het is het herkennen van een eendere stem, een eender verlangen — het ontmoeten, in dien ander, van het schonere, verre zelf: het gelouterd zijn tot een zwijgende dienstbaarheid, een stille berusting, een schoner adelliker trots.
    Ik meen dat uit deze bewogenheid doeken ontstonden als De Vlucht van Loth (11), het portret van den archivaris M. D. (15), Heerenportret (28), Boer uit de Peel (23), Man met bolhoed (25), en dat deze bewogenheid dit huiverend dóórbrekend, aanschemerende lichten schiep.
    Er is een grote schroom in Wiegersma’s naderen tot deze mens-figuren, in zijn tasten naar het geheime leven van hun schoon gebaar, naar wat zich uitsprak in deze ogen en vrat aan deze gelaten en sidderde in deze handen en deze schouders bogen, kromden of in een zwijgende adel oprichtten.
    Deze schroom, deze eerbied in het benaderen bemerkt men echter n i e t in zijn Crucifix. Men kan deze Christus niet verdedigen met een beroep op de rotte (ach ja, ons zeer, zéér verwante!) verzen van Gèrard de Nerval en men gaat aan deze Christus niet voorbij omdat hier niet een uiterste van..... grimmigheid en trots werd bereikt, — men gaat aan deze Christus voorbij omdat deze figuur zonder enige schroom werd genaderd, omdat de schilder in deze Christus eenvoudig en alleen iets van zich zelf, van zijn allermenselikste zelf, uitsprak. Ook indien dit doek minder rumoerig, minder oppervlakkig ware geweest, dan nog zou men er aan voorbijgaan. Zoals men voorbijgaat aan een allang verouderd, niet veel meer zeggend siesteem! Men kan met ecu gerust geweten vandaag aan de dag iets meer vergen! Alleen niet dit éne: dat men met een ijdel intellektje tracht af te dalen in het grondeloos miesterie van de god-menselike natuur. Want daarmede gaat men dwars in tegen de draad van het Leven en daarmede nekt men de kunst, en op de eerste plaats de religieuze — hoe „gedachtelijk”! dat afdalen dan ook zij.... Maar hierover elders uitvoeriger.
    Van de tekeningen noemen we het fijne stille jongensportretje (1) en de Opdracht van Jezus in de tempel (4) met zijn ontroerende eenvoud en zuivere vervoering.
    De affiche van Joep Nicolas lijkt ons een vrij mislukte „vingerwijzing” naar deze tentoonstelling. De daarop afgebeelde schilder herinnert meer aan een zatlap, een dronken dokwerker die dadelik met klonters verf zal gaan mikken....

HENRI BRUNING
















aangemaakt: 22-01-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 29-04-2012