terug naar werken Henri Bruning
vorige bladzijde



    Paus Innocentius III sprak, als hij de verhouding kerk en staat belichtte, van zon en maan, en hij gaf daarmede te kennen dat zooals de maan haar licht en haar luister van de zon ontvangt, zoo ook de wereldlijke macht haar licht en luister ontleent aan haar dienstbaarheid aan het kerkelijk gezag, den paus, den ,,stedehouder Gods” op aarde. Een eeuw later ongeveer zou Dante — en staande tegenover Bonifacius die met zijn Unam Sanctam eveneens een volstrekte onderwerping eischte aan den paus — dit beeld te niet doen door te spreken van twee zónnen (die elk hun éigen licht en hun eigen luister zijn); en met dit beeld — exponent en synthese eener scherpzinnige doctrine — zou hij als eerste, helderziend en vermetel, den machtswil der middeleeuwsche kerk fundamenteelst ondermijnen. In hem, Dante, kregen de bloedige, en ook bloedig onderdrukte, revoltes van burgers, steden, koningen en keizers tegen de wereldlijke aanspraken van het pauselijk gezag eindelijk hun doctrinair fundament.
    En terecht sprak hij van twee zónnen, van twee hemellichamen die elk hun eigen licht en hun eigen luister zijn. Hun licht en hun luister — hun norm voor het handelen — is gelegen in het eigen glorieuse doel. Het doel van den wereldlijken gezagsdrager is de natuurlijke perfectie van mensch en gemeenschap. Dit schoone doel is zijn luister en tevens het licht waarnaar hij handelen moet, waar uit hij de goedheid van ál zijn handelingen kan afleiden. En zijn gehoorzaamheid, zijn moedige trouw aan dit verheven doel is opnieuw zijn luister. — Zoo bestaat ook de luister van den kerkelijken gezagsdrager in het eigen doel van zijn gezag: ’s menschen bovennatuurlijke perfectie; dat is het licht waarnaar hij handelt (welk licht hij volmaakt belichaamd ziet in Christus — het voorbeeld). En zijn gehoorzaamheid aan dat doel, zijn bezorgde trouw aan het bovennatuurlijk heil van den mensch is opnieuw zijn luister. Hun beider eigen doel begrenst en scheidt hun beider macht. Het schept hun beider souvereiniteit, en hun beider gehoorzaamheid, hun beider verantwoordelijkheid en glorie, hun beider grootheid — en deemoed.
    Zijn beide gezagsdragers dan door niets verbonden en zonder eenige wederzijdsche verplichting?
    Verbonden zijn zij door hun liefde voor den eenen en denzelfden mensch, beiden willen zij, hoewel in ander opzicht, den eenen en denzelfden mensch dienen. Verbonden zijn zij voorts door de wederzijdsche erkenning dat elk gerechtigd is een eigen doel te

13





















volgende bladzijde



aangemaakt: 11-09-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-09-2009