terug naar werken Henri Bruning
vorige bladzijde



6


    Het behoeven geen religieuse overwegingen te zijn die de wetten der sociale rechtvaardigheid (welke tien maal meer omvat dan het zuiver stellen van de verhouding kapitaal-arbeid) hun juist en zuiver karakter geven; het natuurlijke, weer gezond geworden verstand is voldoende. De staatsman is geen vertegenwoordiger van een bovennatuurlijke orde, maar de vertegenwoordiger van het natuurlijk oordeel over zuiver-natuurlijke verhoudingen op zuiver natuurlijk gebied. Het kan goed zijn, zelfs voortreffelijk, als hij, de staatsman, zelf een vroom geloovige is, maar hij kan, op zijn terrein, zijn werk even voortreffelijk verrichten als hij dit niet is. Staatsmanskunst eischt enkel zuiver natuurlijke deugden: practisch verstand, een scherpe, zakelijke kijk op het hier en nu, op heden en toekomst, op vriend en vijand, op staat en nabuurstaat; instinct voor situaties; wilskracht om het inzicht te verwerkelijken binnen de grenzen van het mogelijke en wenschelijke; voorzichtigheid; rechtvaardigheid; liefde; kortom, een natuurlijke rechtschapenheid d. w. z. een al zijn handelingen beheerschende trouw aan zijn volk, aan het beginsel dat het tijdelijk heil van zijn volk vertegenwoordigt. Het is prachtig, als, in een waarachtig christelijken staat (de eenige denkbeeldige, gelijk wij reeds opmerkten), een staatsman tevens, bewust, het Rijk Gods dient; maar een staatsman heeft, als staatsman, geen anderen plicht dan dat sociale, volksche en rassische midden te scheppen dat het meest geëigend is om den mensch zijn natuurlijke volkomenheid te doen verwerkelijken. Dat dit begeerenswaardige midden tevens, gelijk dat wel heet, ,,het meeste gunstige milieu” is voor het bereiken van het bóvennatuurlijk doel van den mensch (hetgeen de ietwat kinderlijk geworden christen zoo gaarne gelooft), dat is een omstandigheid die de christen kan toejuichen, doch voor den staatsman een aangelegenheid welke hij als staatsman buiten beschouwing kan laten.


7


    Voor den christen, merkt men wel op, is het natuurlijke leven onlosmakelijk verbonden aan de bovennatuur 1) en daarom kent


1) Intusschen: ik heb wel eens de ondeugende opmerking gelezen (gemaakt naar aanleiding van Berdjajew’s stelling dat de mensch niet buiten den omgang met iets bovennatuurlijks kan): ,,Ook wij waren zoo naief dit te meenen, - totdat we de katholieken ontdekten. ” - Over ,,onlosmakelijk” gesproken!

8





















volgende bladzijde



aangemaakt: 11-09-2009 Copyright © 2009 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 18-09-2009