lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde Godmens, ergens nog herkenbaar als depravaties (uiterste depravaties ook) van de wil het goede leven, zoals het gekend werd, te verdedigen, – het wézen (de grootheid, diepte en zuiverheid) van deze de mens ingeschapen wil om zelf het woord van het ware goede leven voort te brengen, wordt herkenbaar waar deze religieuze wil zich scheppend kon verwerkelijken: in de religies en religieuze culturen die de mens heeft voortgebracht; en wellicht wordt hij het helderst herkenbaar in het boeddhisme. Het boeddhisme, dat de waarheid van het evangelie misschien het schoonst en diepzinnigst heeft benaderd, is dan niet te beschouwen als een volstrekt onbegrijpelijke uitzondering op een ,,uit zichzelf” eigenlijk tot duisternis en zonde gedoemde ,,heidense” wereld. Het toont in concreto het helderst aan wáárheen de natuurlijke mens krachtens zijn diepste wezen gedreven wordt, wáárheen hij uit zichzelf onderweg is, in welke mate en hoe schoon hij in staat is het ware woord over het goede leven (Jezus’ woord) zelf voort te brengen. Het illustreert het helderst... hoezeer de mens krachtens zijn diepste wezen, zijn ziel, verlangen moet zijn, bereidheid, het ware woord over het goede leven, het woord Gods, het evangelie te kennen en te ontvangen. Het bewijst het nadrukkelijkst het recht der niet-christelijke wereld het woord Gods te horen zó als het in zichzelf is en dat, zo als het in zichzelf is, het enige pure zuurdesem is.
Het noodlot is echter, dat ook de goede, de religieuze mens nooit zijn ziel in haar puurheid is, dat het dóórbreken van, het leven uit dit diepste wezen van de mens tot de begenadigde ogenblikken van zijn leven behoort, in het Oosten evenals hier. Dit betekent enerzijds (o.a.), dat de menselijke totaliteit (i.c. van de religieuze niet-christen) met betrekking tot het woord Gods nooit geheel en al bereidheid is het woord Gods te ontvangen; en anderzijds (o.a.), dat de mens aan wie het woord Gods werd toevertrouwd om het door te geven, nooit het zuurdesem in zijn puurheid is. Het noodlot is, dat het zuurdesem-zijn ook aan de mens als opdracht werd toevertrouwd. ,,God wil tot Zijn wereld komen, maar Hij wil tot haar komen door de mens”, schreef Buber en Gezelle: door de mens ,,moet al ’t bestaande weer naar God, zijn volgende bladzijde


199














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 29-08-2010