|
maken. Tenzij ,,in bepaalde gevallen”. Maar ook in die gevallen dient het profane werk toch enkel te worden beschouwd als ,,onontkoombare” bijzaak of ballast. De zending van de missionaris is een zuiver religieuze, zoals kard. Feltin destijds (i.v.m. het conflict rond de prêtres ouvriers) nog eens nadrukkelijk naar voren bracht. Daartoe is hij als priester geroepen. En voor hem, innerlijk geróepen tot het priesterschap, is het zuiver priesterlijke werk ook persoonlijkste behoefte, zíelsbehoefte. Ook daarom beschouwt en behandelt hij de rest als (soms onvermijdelijke) ballast, met hoeveel ernst hij dat werk ook verricht. Het staat niet op de voorgrond als er sprake is van beïnvloeden. Van centrale betekenis is dan het religieus beïnvloeden. Dat is de opdracht van de missionaris, en een opdracht waartoe hem ook de verheven grootheid ener niet-christelijke religieuze cultuur noopt. Een opdracht die hij, de geroepene, ook als vele malen schoner en begerenswaardiger ondergaat dan welke eervolle profane werkzaamheid ook.
195
|
|