lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde vredigen daarvan voor hem toch aantrekkelijker is (of wordt) dan het paulinische naamloos en prestigeloos zwoegen in de woestijn van het apostolaat. Het is niet zó ongerijmd dit te veronderstellen. Het kan hem immers niet onbekend zijn, dat ook (of vooral) het naamloze en prestigeloze prestige hebben gewekt voor het Rijk Gods, en hierbij behoeft men beslist niet te herinneren aan Paulus die Christus predikte als ,,uitvaagsel en aller afschrapsel” 1). En tenslotte: waar komt men terecht als de missionaris een expert moet zijn in die dingen waarvoor de Japanner (terecht) ontzag heeft? Hij heeft ook ontzag voor schilderkunst, toneel, danskunst, het gezongen lied, dichtkunst etc. Zoals men hier kon meemaken, als vorm van ,,aangepast” apostolaat, dat een priester – kortstondig slechts – als liedjeszanger optrad, zo zou men het voor Japan wenselijk kunnen gaan achten dat moeder-overste als ballerina optreedt, of de missionaris als impressario, die tourneeën van europese concerten (of het circuleren van Hollywoodcultuurfilms) organiseert. Waarom niet? Het kan allemaal ondergebracht worden in de rubriek ,,missionaris nieuwe stijl” of ,,aangepast apostolaat” 2) en het is als zodanig ook best te verdedigen of minstens aannemelijk te maken, – maar met de kans dat men, daar zowel als hier, door de religieuze niet-christen al meer en meer voor een religieuze Beotiër wordt gehouden. – Wat hiervan zij, de missionaris is allereerst uitgezonden om een antwoord te zijn op de religieuze vraag (of nood) die een niet-christelijke religie of een niet-christelijk volk is en, als er sprake is van de noodzaak een niet-christelijke cultuur te beïnvloeden, deze religieus en via zijn zuiver priesterlijk werk te beïnvloeden. Dit zuiver priesterlijk werk is zijn dienstbaarheid aan de mens, zijn naastenliefde. Zolang de missionaris met zijn zuiver priesterlijk werk bewijzen kan, dat hij geen Beotiër is, is het, zo niet volkomen overbodig dan toch volmaakt bijkomstig dit ook nog eens met een demonstratie van zijn andere kundigheden waar te volgende bladzijde


1) Misschien heeft het zin hier nog te verwijzen naar Ulrich Wilckens: ,Weisheit und Torheit’, eine exegetisch-religionsgeschichtliche Untersuchung zu I Kor. 1 und 2; Tübingen, p. 214-224.
2) Misschien heeft het zin i.v.m. het probleem der ,,aanpassing” te verwijzen naar Fridolin Stier: ,Geschichte Gottes mit dem Menschen’, Düsseldorf, 1959, p. 7-100. Het verdient aanbeveling. De nederlandse vertaling verscheen 1960, Roermond.


194














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 29-07-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 28-08-2010