
|
teit binnen de tragische realiteit van het menselijk lot. Elke verlossingsreligie neemt (welhaast per definitie) haar vertrekpunt in de als hopeloos ervaren menselijke situatie, maar bij het boeddhisme heeft men het doordringend besef, dat de Tathagata, alvorens antwoord te worden, gedoemd was ,,die Verzweiflung zu vollenden”1): haar tot die uiterste grens te gaan welke nog slechts ongeloof, atheïsme, wanhoop (nihilisme en zelfmoord) als antwoord toelaat.
Zijn uitermate verscherpt bewustzijn onderging het obsederend, onbezweerbaar tempeest der bestiale hartstochten en kleine, wanstaltige begeerten waaraan de mensen zijn uitgeleverd en waardoor zij (om welke ijdele wanen) zichzelf en elkaar doen lijden, elkaar mishandelen, folteren, vernederen, en vernietigen. En met dezelfde onbarmhartige scherpte nam hij, deze diep religieuze mens, waar, dat de geschiedenis der mensen slechts herkenbaar is als een ijzerharde keten van oorzaak en gevolg2), waarin geen plaats is voor een bezorgd of wrekend ingrijpende God of godenwereld, – dit (voor zover het zulk ingrijpen betreft) door cultus en magie in stand gehouden onbegrip of bedrog. God is de volstrekt onkenbare. God maakt zich niet kenbaar. God openbaart zich niet in een rechtstreeks ingrijpen. Er zijn geen atavara’s. Zo Hij al niet de afwezige is, Hij ,,manifesteert” zich toch als de wezenlijk afwezige. Ook in de schepping. Deze maakt zich kenbaar als in en uit zichzelf levend, eeuwig en onvernietigbaar. De mens is alleen. Alleen met zichzelf en alleen met de schepping. Naar alle zijden omringt hem de stilte van een mysterie. Er is geen weten omtrent de zin der dingen van verleden, heden en toekomst, omtrent het hier en hiernamaals. In deze zinloze stilte is de mens alleen met alles wat in hem verdorvenheid is, slechts opgejaagd door de strenge voorschriften van een godsdienstige tucht die geheel aan de buitenkant van de mens blijft. Het is alsof religie de mens aan zijn buitenste buitenkant met voorschriften en plichten wil ver-
1) Leopold Ziegler: ’Mensrhwerdung’ erster Band, p. 254, Summa-Verlag zu Olten, 1948. - ,,Die verzweiflung vollenden”! - ,,Die verzweiflung vorzeitig abbrechen”, voor menigeen voorwaarde om tot zijn ,,positiviteit”, zijn ,,bevrijdend” antwoord te geraken, is zowel een verraad aan de werkelijkheid, die men weigert verder te ondervragen, als aan de medemens die men tot zijn voze (heils)waarheid ,,verleidt”.
2) ,,Die Zeit ist buchstabengenau” schreef Hölderlin in een van zijn laatste brieven aan zijn moeder.
97
|

|