lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde Toch: deze onvermijdelijke corruptheid van het begin mag geen reden zijn dit begin niét te zijn, de daden en gebaren der liefde niét te stellen. Zij zijn het begin, dus het enige dat rest, als men met de liefde ernst wil maken. En doet men dat, dan is datzelfde begin iets anders nog dan énkel corruptie. Het is dan tevens de onontbeerlijke grondslag voor hetgeen de mens als christen kan worden. Alles wat de mens als christen kan worden is een groeien uit dit begin, uit dit eerste (schokkende) weten van het twijfelachtig gehalte van zijn goedheid. Dit weten doet de mens, reeds bij de aanvang, zijn ,,goedheid” zijn zonder geestelijke zelfgenoegzaamheid, waakzaam ook, met schroom, beschaamd, zonder ver toon, zonder die (hatelijke) behoefte in zijn goedheid gekend (herkend) te worden en zonder de vrees daarin door de anderen te worden miskend. Hij heeft zichzelf herkend in de kleine verwrongen hartstochten die het deugdenleven vervalsen en er niet zelden de oorsprong van zijn. Hij beseft dat hij met alles wat hij is en doet nauwelijks iets anders is dan – hoogstens, of minder nog – een eerste ,,onderweg”, een nog van heel ver onderweg-zijn naar wat waarlijk deugd of liefde is. Hij is bezig geweten te worden. Hij beseft dat pseudo-deugd, pseudo-liefde de meest verraderlijke ontrouw is. Hij wil wég daarvan, weg van die ,,goedheid” en verder dan dié goedheid. En het besef van wat hem innerlijk, en hoe verraderlijk vaak, bedreigt, doet hem ook de ander zien als een verraderlijk bedreigde. Hij vonnist zijn naaste niet zo snel meer. Hij is aldus ook reeds een eerste schrede naar de liefde.
Al deze gevoelens en gedachten worden ervaring, existentieel bezit. Reeds bij dit eerste begin verwerft de mens die innerlijke gesteldheid – hoe zwak en wankel nog aanvankelijk, – welke de grondslag is (en blijft) van alle verder deugdenleven, van het wérkelijke deugdenleven: het leven der werkelijke deugden. Dit begin legt de grondslag voor alles wat de christen geroepen is te worden. Dat is de fundamentele betekenis, de grote realiteit (en vruchtbaar- volgende bladzijde


consequentie: Omdat de mens (bijgevolg) slechts in zichzelf verstrikt blijft, de gevangene is van zichzelf, of anders gezegd: omdat God geen blijk van belangstelling geeft voor enige goede wil, daarom laat Sartre Goetz God afwijzen: God is stilte, zwijgen, afwezigheid. - Het geloof in God is nu eenmaal niet iets zo voor de hand liggends als sommige gelovigen blijkbaar menen. Ook St Thomas deelde die blijmoedige overtuiging niet ....


32














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-02-2010