lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde enorm besef van eigen ,,verdienstelijkheid” (van eigen goedheid!) moet de religieuze mens hebben, als die hem belet Gods absolute transcendentie en Gods geheel om niet geschonken liefde te herkennen! Men kan zich voorstellen dat de tragiek, de mateloze ellende waaraan de wereld is uitgeleverd, de blik op Gods liefde verduistert, of dat de grote creatieve krachten die in de mensheid aanwezig en werkzaam zijn en die zich op elk levensgebied zo prachtig realiseren, oorzaak worden dat de mens God ontkent en geen oog heeft voor Gods transcendentie; maar dat de eigen verdienstelijkheid (de eigen goedheid!) de religieuze mens zou beletten Gods transcendentie en om niet gegeven liefde te beseffen, zózeer zou beletten dat een volstrekte onverdienstelijkheid en nietswaardigheid etc. van zijn kant daarvoor absolute voorwaarden zijn, dat verraadt toch wel een heel kinderlijk inzicht in de aard der eigen verdienstelijkheid (of een bedenkelijke overwaardering ervan). Nog bij alles wat de mens krachtens zijn natuurlijke vermogens is en aan prachtige resultaten bereikt, is de persoonlijke ,,verdienstelijkheid” die erbij te pas komt zo minimaal, dat men altijd volledig het woord kan blijven bevestigen: ,,zie, wij zijn onnutte (geheel ónverdienstelijke) dienstknechten geweest”, niet wij, maar de Veroorzaker van ons menszijn, heeft alles gedaan. Kan men zich voorstellen, dat Rembrandt zich ,,verdienstelijk” voelde toen hij dat onsterfelijk fenomeen was dat hij als schilder geworden is!? De mens die zichzelf verdienstelijk acht, is even naïef als het lootje zou zijn dat, naast die ingeschapen, onvermijdelijk zich realiserende potentie tot zelfontvouwing, ook de kleine vrijheid zou bezitten zich een heel klein weinigje méér naar het zonlicht te wenden en zich nu geweldig verdienstelijk zou achten wanneer het dat ook vrijwillig zou doen. Zelfs indien die minuscule vrijwilligheid noodzakelijk zou zijn om dat proces van zelfontvouwing op gang te brengen, blijft het absurd van het lootje zich die kleine medewerking (aan het eigen leven) als een verdienste aan te rekenen. Nu, wij verkeren in net zo’n situatie. Die kleine ,,verdienstelijkheid” – bij de mens – wil ik overigens geenszins negeren. Zij is toevallig de spil waar alles om draait. Dat kleine beetje ,,verdienstelijkheid” volgende bladzijde


26














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-02-2010