lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde ,,de God van liefde de gelegenheid geeft zich op de meest duidelijke wijze als absoluut transcendent, als volstrekt los van ieder menselijk pogen of verdienen te openbaren”, maar er is geen enkele reden om aan te nemen, dat de schepselen, die van dat alles het volstrekte tegendeel waren, door dat feit God die gelegenheid onthielden. Als Adam en Eva volmaakte mensenkinderen zijn geweest, dan bestond voor hen Gods volstrekte transcendentie even reëel als voor de engelen in Vondels reizang; en die volstrekte transcendentie openbaarde zich ook in en via die volmaakte mensen en engelen. En als wij aannemen dat gans de schepping geschapen is als een in en uit zichzelf levende, zichzelf in standhoudende cosmische grootheid (en daarin geschapen werd naar Gods beeld en gelijkenis), dan houdt God daarmee niet op zich in en door haar als volstrekt transcendent kenbaar te maken. Integendeel, hoe meer ik deze in en uit zichzelf levende cosmos beschouw hoe meer ik God – uit wie dit alles geworden is – als de volstrekt Onkenbare ervaar, en hoe meer God zich als zodanig ,,manifesteert”. Ik heb geen andere ervaring als ik luister naar het volmaakte zingen van een vrouwestem of luister naar Mozart, Bach; of als ik Shakespeare lees, of Sofokles, Hölderlin, Goethe, of de Veda’s, de Edda etc. Mijn bewondering geldt niet enkel wat ik lees of hoor, maar de mens, de menselijke vermogens, de adel ervan, die deze grote scheppingen der mensheid realiseerden. Ik ben geconfronteerd met het (sublieme) ,,verschijnsel mens”, het ondoorgrondelijk wonder ervan, en ik ervaar iets van Gods Majestas en Onkenbaarheid.
En dan: de religieuze mens mag zich zijn zwakheid en zondigheid dan nederig bewust zijn, maar waarom zou de religieuze mens zich ook niet in nederigheid bewust kunnen zijn, dat de mens op elk gebied tot sublieme dingen in staat is, dat hij daartoe in staat is zonder ,,speciale” genaden, d.w.z. zonder andere ,,genaden” dan zijn natuurlijke vermogens. Die nederigheid kan voor de religieuze mens toch niet zo moeilijk of redeloos zijn. Als wij aannemen (en wat kunnen wij anders aannemen), dat de mens niet zelf oorzaak of de veroorzaker is van die natuurlijke, hem ingeschapen vermogens en hun mogelijkheden, rest ons reeds daarom al heel volgende bladzijde


24














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 15-02-2010