lijst van werken
vorige bladzijde



volgende bladzijde van het christelijk leven (de gedáánte immers, hier op aarde, van de liefde tot God), in haar wezen te herkennen en voorop te stellen 1).
Maar ook iets anders moet men nu, nadrukkelijk, vooropstellen: Wij moeten niet te snel menen dat we liefde zijn. De liefde, die de voornaamste deugd is, zoals Paulus zegt, is tevens de moeilijkste. Wij zijn er niet zo snel aan toe (niet van de ene dag op de andere). Men krijgt haar niet cadeau. Men kan haar niet zo gemoedereerd (en rustig) zijn eigendom wanen. Hoeveel hoogste ernst veronderstelt zij. Fijne gevoelentjes hebben er niets mee te maken. Zolang men die nog heeft of ,,koestert” (en dan steeds; ook over zichzelf) is er veeleer sprake van zelfbehagen, narcisme, zelfbedrog d.w.z. van datgene dat de liefde verijdelt en de mens innerlijk misvormt, verminkt, verleugent. Zolang we nog een luidruchtige, openbare boekhouding zijn van al onze goede voornemens en goede daden jegens ,,de ander” en dus, in de grond, niet wagen ons ,,goede” in het verborgene te zijn (en het eigenlijk in het geheel niet bescháámd zijn), venten en ventileren we vooral onze eigen verdienstelijkheid en zijn we beslist niet die liefde welke Christus nader preciseerde toen Hij zei, dat de ene hand niet moet weten wat de ander doet. Ook is zij niet ons deel omdat wij, tenslotte ook wij, de verdedigers zijn geworden van meer volgende bladzijde


1) Als het nodig is (en het is nodig) de ascese ,,haar verloren prestige te hergeven”, dan dienen wij, alvorens haar middels ,,dieptepsychologie en karakterkennis” af te stemmen ,,op het persoonlijk karakter en de situatie van de christen in de wereld”, de christelijke ascese te herkennen in haar eigen doel en als ,,een verantwoord middel te richten'” op dát doel: het liefde-worden. Als het nodig is (en het is nodig) een ascese te ontwerpen ,,die gelukkig kan maken”, dan is het uiteraard vóór alles nodig waar te maken dat dat eigen doel der ascese het geluk van de mens wordt, n.l. datgene is wat, nagestreefd, ,,de opbouw der menselijke persoonlijkheid” bewerkstelligt en in deze ,,ontspoorde tijd tot een mensavaardig bestaan terugvoert”. De liefde toch is de grondslag, juister, de grondwet en orde van het menselijk bestaan en daarmee de voor iedere persoonlijkheid en in elke situatie gelijkelijk geldende grondwet. Er is geen menselijk geluk en geen menselijke vrijheid mogelijk tenzij door een leven overeenkomstig de orde die aan het menselijk leven ten grondslag ligt en het daarom zijn gestalte (her)geeft. Dieptepsychologie, karakterkennis e.d. worden in hun eigen betekenis en in hun betekenis als hulpmiddelen niet betwist als men vaststelt, dat zij geen vervolmaking zijn van de middelen door Christus gewezen. Beslist, deze zijn niet zo primitief en weltfremd. Christus’ middelen zijn GEBASEERD op een kennis aangaande de mens en zijn situaties die dieper reikt dan onze menselijke kennis (dieptepsychologie, karakterkennis etc.). Het mag dan waar zijn, dat de experimentele godsdienstpsychologie, zoals Werner Gruehn schrijft (,Die Frömmigkeit der Gegenwart’, p. 24, Konstanz, 1960), ,,uns fast unbegrenzte Möglichkeiten zur Erschliessung seelischer Tiefen eröffnet”, het kan uiteraard niet betwist, dat ook Christus reeds, toen Hij zich met zijn verlossings-leer tot de mens wendde, ,,bis zum lebendigen Herzschlage des Menschen vorgedrungen war” en daarop zijn middelen baseerde. (De nederlandse citaten in deze noot zijn genomen uit een bespreking in De Tijd-Maasbode onder de titel ,,Ascese in een moderne tijd”, 10-9-’60).


16














volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 09-06-2002 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 24-07-2010