lijst van werken
vorige bladzijde



vorige  bladzijde menselijke orde, omtrent de goedheid van de grondvorm van het menselijk leven, is een geringe zekerheid in het alomtegenwoordige, alles doordringende stilzwijgen van het mysterie. Zij is een kleine zekerheid met betrekking tot het kleine werkelijkheidsdeel dat het kenbare is, maar – herkend van de mens-zelf uit – even onvernietigbaar zekerheid als die aangaande de waarheidswereld van Shakespeare en de schoonheidswereld van Bach of Rembrandt. Zij wordt door geen rationeel of irrationeel contra in ons omvergeworpen meer. En tevens is die zo verworven zekerheid aangaande de evangelische mens als de goede mens, hoe gering ook en niets als waarheidsverstaan, voldoende om het menselijk leven zijn gestalte te geven (omdat het de orde-zelf van het menselijk leven is), voldoende om gans het leven te voeden. Daarom is dat « weinige » tevens ook alles wat het in wezen nódig heeft, en daarom zei ik, dat de geest « zeer véél » weet – met dat weinige. Hij weet daarmee al wat de mens wezenlijk behóeft. In wezen behoeft hij niet méér; al het andere is bijzaak en als bron van leven aan die éne levensbron onder-geschikt. – Inderdaad, het menselijk leven behoeft niet àlle waarheid om zijn gestalte te bereiken (alle waarheid zou hem vernietigen) doch slechts een zeer gering deel ervan; zoals een bloem niet alle voorhanden voedingsstoffen behoeft doch slechts een bijna-niets ervan om de volmaaktheid te be- volgende bladzijde

[121]










volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 11-03-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-10-2014