
|
tenen. Vóór de zondigheid van de mens is die destructie en demonie reeds als mogelijkheid van zijn natuur en haar vrijheid – die andere signatuur van zijn menselijke bijzonderheid – gegeven.) Men kan trouwens niet door Bach of Mozart ontroerd worden – ook deze ontroering berust, althans naar één zijde, op een zelfherkennen – zonder tegelijk hulde te brengen aan de menselijke geest.
Nogmaals : het feit dat er mensen zijn die de waarheidswereld van het Evangelie niet als zodanig herkennen (en onberoerd naast zich neerleggen), doet aan het feit van haar waarachtigheid niets af. Mozart houdt niet op een der subliemste muzikale genieën te zijn, omdat er lieden zijn die in zijn muziek niéts herkennen. Even onbetwistbaar is, dat het Evangelie eerst onverwoestbaarste zekerheid wordt, niét wanneer wij als « bewezen » aanvaarden dat Christus de Zoon Gods is, ook niet wanneer wij zulks in deemoedig geloof aannemen, doch als de prelogische ervaringszekerheid dat Christus’ woorden inderdaad de woorden des levens zijn, bestemming en grondvorm: als de volledige openbaar-making van hetgeen wij reeds uit onszelf verstonden: als het antwoord op en een herkennen van onszelf. – Geloven is hier niet een blindelings buigen voor waarheden die wij niet verstaan en dus op gezag van anderen aannemen, doch het aanvaarden van voor onszelf absolute
[113]
|

|