lijst van werken
vorige bladzijde



     vorige  bladzijde De mens is de waarde of de onwaarde ener waarheid, en het is daarom zaak, dat zij niet onvoorwaardelijk in handen geraakt van het gemeen. Het is naargeestig de grote waarden en woorden van het leven te horen verdedigen (d. i. profaneren en ontluisteren) op het plan waar zich, benepen en goedlachs, de kleine breinen bewegen. Dat is al even naargeestig als dezelfde kantoorbediendeziel de morele verwildering als « vrijheid » etc. te horen verdedigen en te zien beleven. Boeddha aanschouwde een tragische werkelijkheid, toen hij aarzelde zijn verlossend dharma prijs te geven. De niet-scheppende mens vernielt de bevrijdende waarheid tot een leugen, die, bij alle behoud der woorden, niemand meer bevrijdt.
    Toch is de waarheid er enkel om haar prijs te geven, – en vaak aan een veel dieper smaad nog... Want het merkwaardige, of eigenlijk het tragische is, dat de niet-scheppende mens met zijn verleugende zingeving de zingeving der scheppenden, en daarmede de eigenlijke waarheid dier waarheid, haat, besmeurt met welbehagen schendt en – desnoods ten dode toe – achtervolgt. Hij « bemint » de waarheid alleen op zijn plan. Hij bemint haar slechts... « in zover zij zich aan hem voordoet »... volgende bladzijde





[68]










volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 11-03-2010 Copyright © 2010 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 22-10-2014