lijst van werken
vorige bladzijde


ERNST VOORHOEVE

WAT wij in de religieuze kunst (prakties - in haar konsekwensies) maar al te vaak ontkennen, is de grote armoede waarin de voorgaande eeuwen ons, en niet alleen de katholieken dezer Calvijnse landen! hebben achtergelaten: het totaal vervreemd zijn aan het katolisisme en het katolieke leven. Ons gedachte- en gevoelsleven beweegt zich bijna geheel buiten zijn orde, buiten zijn onmetelike wereld van schone miesteries en dieper werkelikheden, buiten dat alles wat eens, eeuwen geleden, een onvervreemdbaar bezit, een diepe vertrouwde realiteit was en verstrengeld en verenigd met der mensen gedachten, daden en gevoelens.
    En hebben wij, met onze geest, iets van die orde, van die andere wereld van dieper werkelikheden ontdekt - hoe weinig ervan wordt dan nog eigendom van ons hárt, hoe verminkt en ontzield verweeft zich dat weinige met ons léven. Het blijven meest verre, dode begrippen. ’n Werkelikheid náást de onze. Ons hart en ons leven staan vervreemd en arm aan haar grenzen.
    En toch moet de religieuze kunstenaar vanuit die werkelikheid spreken.
    Vervreemd en arm als de moderne mens is, liep de religieuze kunst spoedig gevaar uiterlik te worden. En inderdaad, op enkele, zeldzame uitzonderingen na, is zij dan ook totaal uiterlik geworden, en vals van klank, vals van ontroering. Men mist de stem van het eigen hart en het stigma van het eigen leven - het be-leven.
    Enerzijds kwam dit omdat men het zich aanstonds opdringend tekort aan inhoud trachtte te ondervangen door een serebraal wéten. Maar ’n weten dat dáárom buiten de mens, buiten het hart omging en waarmede men de kunst de nekslag gaf. Begrippen nemen niet levend, niet plasties gestálte zolang zij het uitsluitend bezit zijn van de geest. En buiten het eigen hart omgaande moest er een schijn van ontroering in het leven worden geroepen, - en het is dat wat de ,,artiest’’ in menig geval uitstekend verstaat. Maar ten laatste verraadt zich deze schijn van bewogenheid in een kleine fatale nuanse die weliswaar als een onbetekenend iets ontgaat aan hen die hun ontroeringen betrekken uit een ogenblikkelike zinsbegocheling maar die beslissend en onverbiddelik is als de (mogelike) kloof tussen het woord van de akteurheilige en de heilige: de akteur liet zijn stem zakken tot een dieper, bevender, donkerder klank waar de heilige trachtte: iedere ontroering naar buiten zoveel mogelik te onderdrukken.
    En anderzijds gaat, bij gebrek aan en ter vervanging van een werkelike ontroering, de religieuze kunst - waar zij niet lóuter een handelszaakje is - ten gronde aan een vlot en gemakkelik lirisme.
    In het eerste geval stelde men zijn eisen te hoog, vergde men te veel ineens en moest zich wel een vals patos in de voorstelling (hoe verdienstelik haar dogmaties zuiver karakter overigens ook mag zijn) mengen, in het twede geval maakte men zich eenvoudig van de moeilikheden áf, en randde men het wezen aan der religieuze kunst.
    Grootse vluchten zijn niet weggelegd voor de kerkelike kunst van deze tijd. Zij late deze dan ook varen voor de enige diepte die, vooralsnog, haar volgende bladzijde




















volgende bladzijde


aangemaakt: 18-10-2012 Copyright © 2012 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 07-12-2012