266
Ik laat in het midden of de mensch van een aap afstamt, maar zeker is, dat hij bezig is er toe terug te keeren — als hij niet oppast! Helaas, oppassen doet hij altijd, en zoo komt er nooit een einde aan de trieste historie der menschheid.
267
Een paradox formuleeren is het doen oplichten van één facet. Het is die leugen der eenzijdigheid, welke toch vaak verhelderender is dan de waarheid der compleetheid. — Zij moge ook mij geoorloofd zijn — deze ,,gelukkige schuld’’ aan de waarheid.
268
Wij zijn niet iedereen. Arrogante vaststelling.
Omdat wij niet doen, wat iedereen doet. Arrogante verklaring.
Omdat niet iedereen doet, wat wij doen. Welwillende vaststelling van de wijsheid der anderen.
Maar hoe ook gedraaid of gekeerd: wij moeten steeds coucludeeren, dat wij niet iedereen zijn.
269
Als zij goed zijn, zijn wij niet goed. Zij hebben dus het recht adieu te zeggen aan ons (en zij doen dit, nog voor
122
|