lijst van werken
vorige bladzijde



vorige 
 bladzijde den schrijver, wel als de méést plinlilke vernedering moet hebben ondergaan); afgezien van het feit, dat deze vernedering – hoe vernederend ook – tot de meest ordinaire beproevingen behoort en met de eigenlijke tragiek van Christus zooals Bosch deze meer dan eens, ja, doorloopend, ook in zijn heiligen, uitbeeldde, niets uitstaande heeft; afgezien van het feit, dat van Duinkerkens karakteristiek van Jeroen Bosch zich, op de keper beschouwd, gemakkelijk tot wat vlotte platitudes herleiden laat, is het mij een volkomen raadsel hoe men Luther en Bosch als twee soortgelijke gestalten kan voorstellen. Er zijn wellicht geen grooter tegenpolen denkbaar én in de problematiek van hun beider leven én in de wijze waarop zij zich uitspraken. Het is mij volmaakt onbegrijpelijk, hoe stellingen als de navolgende, stellingen die zoo manifest door de doeken zelf (de tekst!) worden weerlegd, maar opgang kunnen blijven maken: ,,Jeroen Bosch was een schilder, die de schoonheid niet verdroeg. Zijn fantasie trok naar het monsterlijke.” ,,Ziet hij de gestalte van Christus, dan is het nooit de zoete Heiland der mystiek-vervoerden, maar altijd de geschonden mensch tusschen de menschen, het voorwerp van de aandacht der moreel getroebleerden.” Weinig schilders toch hebben zulke paradijselijke landschappen geschilderd als juist Jeroen Bosch; weinig schilders hebben zoo ontroerd en ontroerend de geboorte van Christus verbeeld als Jeroen Bosch in zijn drieluik te Anderlecht (met het werk van Geertgen tot Sint Jan een der subliemstverstilde doeken, die ik ooit zag); weinig schilders hebben, temidden van zooveel demonen (demonen?), zulke serene, onberoerde en rustige heiligen en Christussen geschilderd volgende bladzijde

176



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 23-04-2011 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 31-01-2013