|
taat van die geordende samenwerking kan alleen maar belangrijk zijn als gevoel, verbeelding en verstand elk op zich belangrijk zijn, plus de dingen waarmede zij zich occupeeren. Het gevoel van van Duinkerken hebben we noch in ,,De Ravenzwarte”, noch in zijn verzen, noch in zijn hutvertelling kunnen bewonderen, al was het dan verre van ongezond; en zijn verbeelding behoort al evenmin tot de oorspronkelijkste. Zijn kracht is zijn hersenpan, maar het ongeluk wil, dat hij deze – ,,sportief”, meent hij – voortdurend laat overkoken. – Over dit overkoken echter aanstonds.
Allereerst de gezondheid, de ge-zond-heid! – Want het wil mij voorkomen, dat juist zijn gezondheid van Duinkerkens noodlot is. Hij is gezegend met een evenwichtig innerlijk: een natuurlijk evenwicht tusschen hart en hoofd. Zijn hart is niet redeloozer dan zijn hoofd, en zijn hoofd niet verraderlijker dan zijn hart; noch is hij in het bezit van het een en tegelijk verstoken van het ander. Neen, zijn innerlijke structuur bestemde hem niet tot verzen als ,,Het Kruipend Bloed” en de (z.g.) rampzalige levensgang van den man die in de hut zijn levensloop verhaalde. Die dingen hielden slechts verband met het eerste, gekwelde ontwaken in een op het eerste gezicht niet bijster prettige waereld. Toen hij zag hoe de vork in de steel zat, toen zijn hoofd het hart kon instrueeren, was het hart onmiddellijk bedaard omdat het niet onredelijker was dan het hoofd. Hiermee was het verstoorde evenwicht hersteld, maar óók: een innerlijke spanning verbróken, voor goed. Dit verklaart dan ook waarom zijn scheppend werk nimmer het klemmend accent vindt. Want lang voor het vers is geschreven heeft
155
|
|