
|
,,La révolution sociale sera morale ou elle ne sera pas”, citeert Maritain maar in een niet meer christelijke wereld kan dié ,,zedelijke” revolutie slechts betrekking hebben op een natuurlijk-zedelijke.
De plicht van den christen in een niet-christelijke wereld, in een wereld die niet aan Christus behoort en voorloopig ook niet aan Christus behooren zal, is een tweevoudige: naast zijn plicht een scheppende kracht te zijn voor een toekomstige christelijke orde, is het zijn plicht een scheppende kracht te zijn in en voor een niet-christelijk tijdperk, en dit laatste: door mede te werken aan het herstel van een, niet christelijke, maar van een zuiver natuurlijk-zedelijke vernieuwing, om op die wijze een samenleving, voor zoo ver dat mogelijk is, te redden uit die anarchie van hartstochten waaraan zij, en met haar zoo tallooze slachtoffers, op de meest ellendige en bittere wijze materieel, zedelijk en geestelijk te gronde gaat.
De plicht van den christen, ik herhaal: in een niet-christelijk tijdperk, en als zoodanig beschouwt Maritain het ónze, is niet enkel ervoor te ijveren dat de bovennatuurlijke waarden van het christendom weer een levend en scheppend beginsel worden, maar ook: dat althans weer de natuurlijke waarden des levens tot scheppend, leidend en organiseerend beginsel eener gemeenschap worden. In een der-gelijke wereld is het niet zijn eenige plicht ervoor te ijveren dat Gód weer bemind wordt, dat een godsdienstig, een door bovennatuurlijke beginselen bezield solidarisme de band eener gemeenschap wordt, maar dat althans weer een door natuurlijk-zedelijke beginselen, een door natuurlijke waarden bezield solidarisme, dat althans weer de realiteit der
148
|
|