lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde hem slechts als in wezen anti-burgerlijk; ik verdedig hem slechts tegen hen die deze droom vereenzelvigen met het kleine eigenbelang der inferieure zielen.
Met deze menschen, met deze eenzamen, is de Ecclesia geen onderdak voor lieden die zich in (en voor) dit tijdelijke willen wegnestelen; zij is de gemeenschap van hen die God zoeken, die mystici zijn van nature, wien dit tijdelijke niets te zeggen heeft, voor de zwervers die geen gevaren vreezen (tenzij het gevaar der veiligheid), voor de groote onvervulden die voorbij de wegen dezer wereld zijn gezworven; zij is die broederschap waarvan Pascoaes in dit boek telkenmale spreekt en waarvan Augustinus een beeld gaf toen hij schreef over „de menschenkinderen, de metge­zellen mijner vreugde en de lotgenooten mijner sterfelijk­heid, mijn medeburgers en die met mij vreemdelingen zijn, die mij voorgaan en volgen en vergezellen op mijn levens­weg. Zij zijn uw dienaren, mijn broeders, Uw zonen, van wie Gij gewild hebt, dat ze mijn meesters zouden zijn, die ik naar Uw bevel moet dienen, als ik met U uit U wil leven.”

*     *
*

Dit aardsche leven is geen bereiken, maar verlangen. „De Paulinische liefde is een engel, die zich met tranen voedt.” Gáán is alles.
„Wij willen de nevelen scheuren die ons omgeven en reeds doortrokken zijn van een vagen lichtglans. Is het een voor­bode van de zon? Wij bestijgen den berg, die haar aan onze blikken onttrekt, maar de berg groeit voor onze oogen. Wij stijgen en stijgen en komen niet aan ons doel. ,Gaan’ is alles: aanvang en einde. volgende bladzijde

87



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-01-2013