lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde sequent en zonder aarzelen. Hij kent de twijfel en vertwijfeling waaraan de mensch ten prooi valt wiens ziel een prooi werd van het goddelijke. Hij beeldt de uiterste grenzen. Hij beeldt die tweespalt of beter, die ecuwige tweesprong, die toch nooit tweesprong kan worden omdat het goddelijke, hoezeer ook zijn dood, het eenige leven is van een heilige. – Inderdaad: „Het is vreeswekkend in handen te vallen van den levenden God”, of, zooals Texeira de Pascoaes zijn somber vermoeden formuleert: „Ge­lukkig de menschen, die voor een god kunnen branden! En niet minder gelukkig de schepselen, die reeds in de wieg gedoofd of ingeslapen zijn.” Teixeira de Pascoaes beeldt deze zielestaat met een machtige en meesleepende kracht; hij beeldt dit even onverbiddelijk als datgene wat in die uitzonderlijke natuur welhaast noodzakelijk tot een Damas­cus bestemd, vóórbestemd scheen, wat het Damascus welhaast tot een natuurnoodzakelijk gebeuren maakte, in dien zin, dat Saulus niet slechts Paulus werd, maar Paulus reeds in Saulus aanwezig was (hetgeen tot op zekere hoogte ook volkomen zuiver gezien is).
Inderdaad: „Het is boeiend na te gaan in hoever Pascoaes langs den gloeienden weg der inspiratie den universeelen mensch, den metaphysischen mensch als slaaf van God heeft geschouwd, en hem de wetenschap ,vorweggenommen’ heeft.” (A. v. Thelen).

Léon Bloy schreef in zijn „Le Désespéré”: het eenige leed van den christen is geen heilige te zijn. Teixeira de Pascoaes keert deze uitspraak (ongewild) om tot: het eenige leed is een heilige te zijn. Dit leed is niet het worstelen van den volgende bladzijde

77



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-01-2013