lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde Naar alle zijden voert het goddelijke den rnensch in een nacht, in dat grondeloos donker waarvan Joannes van ’t Kruis spreekt. Het is onkenbaar voor het hoogste weten van het verstand: niet méér kenbaar dan de zon voor iemand die er nooit meer dan een kleine, zuivere weerschijn van mocht bespeuren; het is duisternis en berooving voor het schoonste verlangen van het menschelijk hart; het is poolstilte – grijs en eenzaam – voor de zinnen Het is donkerte, stilte, koude – voor den mensch, voor het menschelijke. Maar de kleine, zuivere weerschijn, die hij in Christus bezit en die het donker doorlicht, is hem, is zijn ziel voldoende. Zoo is hij voor de wereld rondom, voor zijn menschelijk­heid, voor dat lichaam waarop zich de haat der wereld ont­laadt, onaantastbaar op hetzelfde moment dat lichaam en geest gevoeliger werden dan ooit. Hier en aldus begint dat „dramatische” waarvan Paulus telkenmale gewaagt: „als stervende, en zie wij leven” „als bedroefden, doch altijd blijde zijnde”, „als niets hebbend en alle dingen bezittend.” Een heilige is als een bloem waarin altijd de pijn meegroeit van het zaad dat zoo volledig sterven moest; en de wereld, de menschen en God vormen den grond waarin zich dit sterven voltrekt. De bloem echter is alleen zichtbaar voor Goden slechts haar schaduw en een verre geur worden het deel van dien grond waartoe wij hehooren. Voor het laatste en schoonste en meest wezenlijke van een heilige hebben wij geen zintuig, evenmin als hij er zelf een taal voor heeft Deze volstrekte vereenzaming, dit „dramatische” dat het goddelijke voor den mensch is en welke de keerzijde is van die serafijnsche stilte waarin de ziel leeft, beeldt Pascoaes. Ten deele misschien, maar dit deel beeldt hij volstrekt, con- volgende bladzijde

76



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 25-01-2013