lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde Ter Braak constateert, dat het christendom in de orde der Jezuďeten dood is. Deze formuleering impliceert, dat het wezen en de doelstellingen dezer orde niets meer met het christendom gemeen hebben, dat het christendom er op geen enkele wijze voor verantwoordelijk is, evenmin als voor willekeurig welke „dwaling”, — evenmin als ter Braak voor „volgelingen” (gesteld dat deze in dit geval mogelijk zijn) die zijn woord niet verstonden. De juistheid van dit oordeel en de wijze waarop hij het motiveert doen hier niet ter zake, ik constateer slechts, dat, voor hem, het christendom in de orde der Jezuďeten dood is. Evenwel.... op dezelfde wijze zou men kunnen zeggen, dat in het socialisme (bij alle behoud der „woorden”) het christendom dood is en er een volstrekte antipode van vormt. Maar hier gaat ter Braak juist omgekeerd te werk. Hier zegt hij, dat zich — in de leuzen en illusies van gelijkheid en vrijheid — het christendom juist demonstreert en nawerkt, — hoewel de woorden „vrijheid” en „gelijkheid” zooals het socialisme ze verstaat (plus de werkelijkheden die er voor den socialist aan beantwoorden) zeker niet meer overeenstemming hebben met het christendom dan datgene wat ter Braak als het wezen der Jezuďeten-orde beschouwd wil zien. Constateert men, dat het christendom in deze orde dood is, dan is de logische consequentie, dat men zulks ook ten opzichte van het socialisme (en deszelfs „christelijke” „woorden”) constateert. Is het Jezuďetisme een verloochening van het christendom, goed, het socialisme niet minder.
Als ik ter Braaks opvatting van het christendom echter goed begrijp, moet hij niet constateeren dat het in genoemde orde dóód is, maar dat het daar, evenals in het socialisme volgende bladzijde

63



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 24-01-2013