lijst van werken
vorige bladzijde



vorige bladzijde Nietzsche’s oeuvre voor (en tegen) iemand werd geschreven, werd het geschreven voor (en tegen) den voornamen mensch, tegen datgene wat dien voornamen mensch te gronde richt, sloopt en ontzenuwt, van zijn centrum aftrekt, wegtrekt weglokt. „Die Verderbnisz, das Zugrundegehen der höhe­ren Menschen, der fremder gearteten Seelen ist nämlich die Regel: es ist schrecklich, eine solche Regel immer vor Augen zu haben.”
Maar ook bij dit gevecht – het eenige dat voor hem waarde had – was hij, hoewel het al zijn krachten vrat, niet algeheel betrokken. Ook hier bezat hij zijn waarheden – hoe ver­woed en hartstochtelijk ook geponeerd – op een afstand. Ter Braak zie ik zoo lijfelijk en voortdurend bij zijn groote offensieven en hun afloop betrokken, dat hij mij op die momenten nog minder innerlijke vrijheid schijnt te be­zitten dan de man van actie, de man van de daad, aan wien hij juist zoo’n hekel heeft omdat hij zijn ernst nooit als spel kan beleven. Langen tijd moge voor ter Braak de logica een spel zijn, maar plotseling, op het beslissend moment, en dan tot het einde, wordt zij onherroepelijke, grimmige, haast fanatieke ernst. Nietzsche bezat ook de „humor” der objectiviteit. Hij kon zijn objecten, en hij kon ook zichzelf van meerdere zijden bezien (en aldus voortdurend herzien) en, als het moest, ook zijn schoonste vondsten met een glimlach zonder bitterheid adieu zeggen. Hij kon het christendom aanvallen en kleineeren, doch er op andere oogenblikken (zonder de bijtende ironie van ter Braak) de onomstootelijke grootheid van erkennen. Hij kon zijn subliemste gedachten hartstochtelijk poneeren, om op een ander oogenblik bereid te zijn er al de betrekkelijkheid van volgende bladzijde

56



















volgende bladzijde
inhoudsopgave



aangemaakt: 03-02-2007 Copyright © 2013 by
R. Bruning en Th. Bruning
copyright
laatste aanpassing: 24-01-2013