|
stille, geheel naar God ingekeerde leven, of de openlijke strijd in dienst van het Rijk Gods. Maar wel kunnen wij, tot op zekere hoogte, zeggen wat iemands plicht is als hij eenmaal voor een van die twee gekózen heeft. De plicht van den intellectueel, die de openbaarheid betreedt om voor Christus te strijden, is dezelfde strijd dien ook Christus een leven lang gestreden en tot het bittere einde volgehouden heeft: de strijd voor de onverminkte goddelijke geboden tegen hen die deze geboden „op goede gronden” trachten te vertroebelen, te vervalschen, te vervlakken, te vernietigen; de strijd niet alleen tegen de openlijke vijanden van Christus, maar ook tegen de wolven in schaapskleederen: de verraders onder Christus’ „vrienden”. Zoodra de strijder Gods de openbaarheid betreedt, is déze strijdbaarheid zijn plicht, zijn plichtsvervulling. Een geďntimideerd verflauwen en verlauwen dezer strijdbaarheid is dan plichtsverzuim. Gebed en teruggetrokkenheid zijn noodzakelijk bij zijn plichtsvervulling, maar hij schuive het gebed niet als een completeerende waarde naar voren bij zijn plichtsverzuim. Geen zwendel!
5. De innerlijke drijfveeren, die een ander tot den strijd bewegen, kunnen wij zelden zuiver beoordeelen. Elke handeling berust op een osmose van zuivere en troebele gedrevenheden. Ons gaat dan ook niet de oorsprong, maar alleen het resultaat van iemands strijdbaarheid aan: zijn normen, zijn denken, de intellectueele zuiverheid of onzuiverheid van zijn ageeren. Deze interesse onzerzijds is ruim voldoende. Een ongericht en vertroebeld denken moge door „liefde” gedragen worden, het sticht verwarring en
18
|
|