|
aandurft. Het is schering en inslag. Hoe weinig rechtvaardigen kon Catharina van Siëna tot den beslissenden strijd bewegen. Het is de eenzaamheid van alle heiligen. Als de strijd het beslissend stadium nadert zijn de rechtvaardigen verdwenen, – precies zoo als de Apostelen. De rechtvaardige bekent zichzelf soms wel dat zijn vaarwel aan den strijd vrees en onzekerheid is geweest, maar hij hoopt dan op den moed van een vólgend geslacht. Misschien duurt dit hópen, deze tragiek der rechtvaardigen en deze eenzaamheid der heiligen, nu al twintig eeuwen.
2. Indien eerst de liefde den strijd voor het Rijk Gods rechtvaardigt, kan niemand dezen strijd beginnen, aangezien geen rechtvaardige van zijn liefde overtuigd is en elke rechtvaardige zich den strijd voor het Rijk Gods onwaardig, zich het minst waardig weet. Terecht, nietwaar?
3. De strijd voor het Rijk Gods is geen „recht”, gebaseerd op een innerlijke gesteldheid, hij is hoogstens een plicht. Een plicht (tegenover God) leeren begrijpen, is een onverdiende genade; dezen plicht vervullen is nogmaals een onverdiende genade. De kwestie is: dat wij onzen plicht moeten (en kunnen) vervullen lang voor we de „liefde” bezitten, – hetzij deze plicht een teruggetrokken, dan wel een strijdbaar leven is. Wij doen onzen plicht door de genade van het kennen en de genade van den wil. Het is schoon als de oorsprong van onze strijdbaarheid de liefde is, maar gemeenlijk veroveren wij de genade der liefde door het volbrengen van onzen plicht.
4. Wij kunnen niet beoordeelen wat iemands plicht is, het
17
|
|