|
bracht: de prediking van het Evangelie. De vruchtbaarheid daarvan is geen recht, gebaseerd op onze „verdiensten”, maar exclusief het werk en het recht van God. „Nous n'avons pas reçu mission pour faire triompher la vérité, mais pour combattre pour elle.” (Pascal). Wij zijn niet de meesters, maar de dienaren van het goddelijk leven, en dienaren zijnde, zijn wij altijd, zooals Christus zeide, „nuttelooze dienstknechten”, dienstknechten zonder rechten, óók als wij „alles hebben volbracht.” Het moet den mensch reeds een vreugde zijn, zeide Theresia van Avila, zijn God te mógen dienen. De kracht tot deze bereidwilligheid put hij niet uit de zekerheid eener ophanden zegepraal van zijn werken, uit genaden die hij „rechtens zijn werken” ontvangen zal, maar uit de genade („de genade op genade”) die hij, zonder eenig recht, ontvangen heeft: het bezit van Christus.
Hiermede weze dan tevens de vraag beantwoord, hoe een mensch voor iets kan strijden dat hijzelf niet verwerkelijken kan. Het Evangelie prediken is een daad van dankbaarheid, geen opeischen van nieuwe genaden. Het eischt vervolgens een houding van de diepste nederigheid, zoowel ten opzichte van God, voor Wien de dienstknecht de groteske schamelheid zijner werken bekent, als ten opzichte van den mensch, wiens groote vernedering het is, dat hij de goddelijke waarheid uit zichzelf niet verstaan kan. Het is een bereid zijn tot elke stilte en elke vernedering, tot de knechtschap en verworpenheid waarin Christus hem voorging, opdat in elke genade alleen Góds Glorie zou openbaar en zijn volstrekte souvereiniteit zou erkend worden. Het is, als men gelooft
11
|
|