|
HOLLAND
O deze trotsche, onstuimige branding
die stroomend en groot door het niet stort,
als een fonklende vlam hoog ópglanst,
vooruitstort, uitstroomt, — en niets wordt.
O dit strand,
dit starre, eenzame zeestrand, —
en dit harde Hollandsche land
waar niet één
op dit roekeloos zeezingen meebrandt;
aan welks rand,
telkens opnieuw en reeds eeuwen,
onder de steile vluchten der meeuwen
het hooge geweld van een branding
doelloos, ebbend verzandt, —
en der schelpen kleine schalen,
zacht, gebroken fragmenten herhalen.
27
|
|
|